Wilt u kennis maken oude overwegingen van mij of mijn collega's bij De Duif, klik dan op
Overwegingen basisgemeente De Duif, en kijk bij de index van De Duif onder Informatie bij 'voorgangers'.
Zondag 20 december 2009 - "Raak je me aan?"
Teksten
1e lezing: Genesis 32: 23-32
Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ Jakob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jakob liep mank.
2e Lezing: Lucas 8: 42-48
Toen Jezus op weg ging, begonnen de mensen van alle kanten te duwen. Een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed – en door niemand genezen had kunnen worden, al had ze haar hele kapitaal aan artsen uitgegeven –naderde hem van achteren en raakte de zoom van zijn bovenkleed aan; meteen hield de bloedvloeiing op. Jezus vroeg: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende de aanraking en Petrus zei: ‘Meester, de mensen om u heen staan te duwen en te dringen!’ Maar Jezus zei: ‘Iemand heeft me aangeraakt, want ik heb kracht uit me voelen wegstromen.’ Toen het de vrouw duidelijk werd dat haar aanraking niet onopgemerkt was gebleven, kwam ze trillend naar voren, viel voor hem neer en legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen. Hij zei tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.’
Inleiding
Goedemorgen lieve mensen, hartelijk welkom in De Duif, op de laatst zondag voor Kerstmis. geweldig dat jullie de sneeuwstorm hebben getrotseerd om hier te zijn.
Deze advent hebben we aandacht besteed aan het wonder dat ons geschiedt, het wonder van de zintuigen, onze poorten naar het leven. De intensiteit van de wereld komt tot ons via onze zintuigen.
Stonden we de vorige zondagen stil bij horen, zien en proeven; vandaag op deze 4e adventszondag besteden we aandacht aan het tastzintuig. Het tastzintuig is onze huid, en brengt ons contact door aanraken.
Op het lichaam van een mens zijn er miljoenen tastzenuwen. Meer dan een derde hiervan zitten in de handen, en de meesten daarvan in de toppen van de vingers! Ik ging op zoek naar verhalen van aangeraakt worden.
We lezen het verhaal van Jakob, die aangeraakt wordt door wanhoop. Voor degenen onder ons die niet zo bijbelvast zijn vertel ik de voorgeschiedenis.
Abraham, Isaak en Jakob, zijn de 3 aartsvaders van het Jodendom. Maar Jakob kwam op slinkse wijze aan zijn eerstgeboorterecht, door het op een hongerig moment te kopen van zijn oudere broer Esau voor een bord linzensoep. Daarnaast misleidde hij zijn blinde, stervende vader om zo zijn vaderlijke zegen te krijgen en de macht over alle bezittingen en mensen. Zo is onze aartsvader Jakob aan zijn eerstgeboorterecht gekomen, door list en bedrog.
Omdat Esau wraak wilde nemen vluchtte Jakob voor zijn broer naar zijn oom. Na jaren komt hij terug naar het land van zijn vader, met zijn vrouwen, kinderen, bezittingen en kudden vee. Hij staat op het punt zijn broer Esau onder ogen te komen. Esau trekt hem tegemoet met 400 man en Jakob is bang voor zijn vergelding. Hij probeert listen te verzinnen om Esau gunstig te stemmen maar de ontmoeting komt eraan. Als Jakob op het punt staat de rivier over te steken om Esau tegemoet te gaan “worstelde er iemand met hem totdat de dag aanbrak.” Jakob worstelt de hele nacht en komt als een gebroken maar sterk man te voorschijn.
Het tweede verhaal is het verhaal van een heel ander soort aanraking, de aanraking van hoop. Jezus voelt een kracht uit zich gaan – iemand heeft de zoom van zijn kleed aangeraakt. Voordat hij weet wie zijn kleed heeft aangeraakt is de vrouw die hem benaderde al genezen.
Hoe indringend en hoe subtiel kan een aanraking zijn? We gaan het vandaag hebben over dit soort aanrakingen van wanhoop en hoop. Over het gebroken worden in het bestaan, over kracht en genezing vinden.
We steken de vierde adventskaars aan.
Overweging
Een arm om je schouder, een hand over je wang, de hand van een ander vasthouden. Aanraken geeft een intens contact, intenser nog dan elkaar horen of zien. Knuffelen is veel intiemer dan glimlachen of handen schudden of zelfs kussen.
Aanraken en aangeraakt worden, dat omvat het hele scala van liefkozen tot aanranden, van strelen tot worstelen. En als je spreekt over echt geráákt worden, … dan heb je het over zowel lichamelijk geraakt worden, áángeraakt worden – als over innerlijk bewogen worden, innerlijk geraakt.
De meeste wonderverhalen die we uit het Nieuwe Testament kennen gaan over Jezus die een zieke aanraakt en daardoor geneest. Een aanraking zorgt voor innerlijke genezing. Jezus geeft zijn kracht door, heelt de zieken en richt de zwakkeren op. Het zijn verhalen van hoop en tederheid. Zijn aanrakingen geven kracht.
Om de diepte en kracht van een aanraking te peilen zocht en vond ik deze twee verhalen, het verhaal van de worsteling die uiteindelijk kracht geeft en het verhaal van de aanraking die kracht doet uitgaan.
Er zijn mensen die als ze naar bed gaan hun zorgen in hun schoenen achterlaten en rustig slapen. Er zijn er ook die ’s nachts liggen te worstelen in bed. Zelf ben ik van dat laatste soort. Blijkbaar zijn er tegenstrijdige krachten in je werkzaam, die je overdag nog kunstig onder het oppervlak kunt houden, maar die in de donkere nacht tevoorschijn komen.
Ik kan me wel wat voorstellen bij de nachtelijke worsteling van Jakob. Op slinkse wijze aan zijn rechten gekomen, heeft hij jaren elders geleefd. Nu wil hij terug naar huis. Daarvoor zal hij de broer die hij heeft bestolen onder ogen moeten komen. Hij kan Esau niet ontlopen. En Jakob weet niet hoe zijn broer zal optreden. Zijn broer heeft recht op wraak. Misschien vermoordt Esau zijn hele clan. Wat een verantwoording heeft Jakob op zijn nek. Zijn hele clan heeft hij naar de overkant gebracht en zelf is hij deze nacht achtergebleven. En die nacht “worstelde er iemand met hem totdat de dag aanbrak”.
Dat klinkt niet alsof hij zelf de strijd is aangegaan. Hij moet wel worstelen: “iemand anders worstelt met hem” staat er in de tekst. Wie of wat worstelt er met Jakob?
Is het de engel van zijn slinkse slimmigheid die hem aanvalt en verleid te vluchten?
Of is het de engel van zijn schuld en schaamte waarvoor hij weg wil kruipen?
Of misschien de engel van zijn angst en lafheid die zijn moed op de proef stelt?
Waarschijnlijk was het alles tegelijk,’s nachts zijn alle spoken en duivels groter en buitelt alles over elkaar heen.
Wat zo fascinerend is aan dit verhaal is dat de Ander die met Jakob begint te worstelen niet meer mag weggaan tenzij hij Jakob zegent. Jakob worstelde niet om van de schuld, slinksheid of angst áf te komen. Hij zegt zelfs: ik laat je niet gaan – Jakob wil dit alles overwinnen, erdoor heen komen, er bovenuit stijgen. Hij wil over zijn zwakheid heenkomen, een zegen krijgen, gezegend zijn in plaats van slechts het vege lijf te redden.
Jakob breekt, en nóg geeft hij niet op – totdat hij gezegend is. Hij raakt voorgoed ontwricht en tegelijkertijd is hij gesterkt en erkend.
Hier aan het eind van een nacht van worsteling krijgt Jakob eindelijk een verdiende zegen en de naam Israël. Uit hem, Jakob – Israël, en uit zijn 12 zonen zullen de twaalf stammen van Israël voortkomen, de voorvaderen van het Joodse volk. Israël, wat betekent Strijder van God, is sindsdien een naam voor een heel volk en een land.
Dat grootse volk Israël stamt niet af van een man die op slinkse wijze het eerstgeboorterecht koopt en lafhartig een zegen steelt. Dat grootse volk stamt van een aartsvader die aan de Jabbok door de aanraking van de doodsangst is heen gegaan. Hij moest worste¬len om zijn oude slinkse ‘ik’ af te leggen, worstelen om de moed te hebben als een ware stamoudste zijn verantwoordelijkheid te nemen en zijn broer verontschuldiging te bieden. Hij moet de moed hebben om zijn nakomelingen, zijn vrouwen en slaven, zijn bezittingen en kuddes vee te durven verliezen aan deze confrontatie. Jakob heeft met God en de mensen gestreden en gewonnen. Wij zouden zeggen: hij heeft zichzelf overwonnen.
Hoe anders is de aanraking uit het verhaal van de vrouw die Jezus volgt, een kwetsbare verstoten vrouw. De vrouw menstrueerde al twaalf jaar. Haar hele vermogen is ze kwijt geraakt aan dokters en het hielp niets. Niet alleen is ze lichamelijk uitgeput, maar ook in sociaal opzicht is ze een paria. Een menstruerende vrouw is onrein in Joodse ogen. Ze mag geen mens naderen, niets aanraken, ze mag niet vrijen met haar man, alles en iedereen die zij aanraakt wordt onrein. Ze was dus een paria, al 12 jaar lang.
Deze vrouw raakte Jezus aan, althans de zoom van zijn kleed. Dit is echt vreemd. De Joodse wet verbood aan een onreine om een reine aan te raken, omdat daarmee de onreinheid zou worden overgedragen. Toch doet ze het. Ze gelooft in hem, ze gelooft in zijn kracht, in de kracht van liefde. Al is het maar de zoom van zijn kleed – ze gelooft dat ze genezen zal worden. Het is niet dat ze gelooft en afwacht, nee ze gelooft en doet iets ongehoords, ze raakt de zoom van zijn kleed aan. En wat gebeurt: niet Jezus wordt onrein maar zij wordt weer rein. Er gaat een kracht van hem uit. En Jezus voelt het. En voordat Jezus weet wie hem heeft aangeraakt is ze al genezen. Het is haar geloof die haar genas!
Het zijn twee totaal verschillende verhalen van aangeraakt worden: “er worstelt iemand met hem” en “hij heeft een kracht uit zich voelen wegstromen”. Een verhaal van wanhoop en een van hoop.
Deze twee verhalen zijn zo fascinerend en prachtig. Wat ik lees en herken is dat zowel hoop als wanhoop goede krachten te voorschijn trekken. Met de moed der wanhoop kun je worstelen met het leven. Worstelen met schuld en spijt, worstelen met de vraag hoe je moet leven. En die wanhopige worstelpartij kan heel nuttig en vruchtbaar zijn, ze kan grootsheid brengen, kracht.
Ik zal niet de enige zijn die regelmatig (voornamelijk nachtelijke) worstelpartijen doormaakt. En ik heb ondertussen begrepen dat dat oké is, zolang ik er met inzicht en gesterkt uit te voorschijn kom – met een beetje zegen dus. Uw en mijn nachtelijke worstelpartijen zijn wellicht niet zo dramatisch als die van Jakob, maar soms moet er een besef geboren worden dat je beter niet kunt wegduwen. Soms moet er een ijsklomp in je hart smelten of pijn gevoeld worden, soms moet uit angst moed geboren worden.
Hoe troostend is het dan om te beseffen dat er naast de aanraking van wanhoop ook een aanraking hoop en vertrouwen is. Hoe vervullend is het om te weten dat slechts één vluchtige maar intense aanraking van liefde, je warmte, geloof en genezing zal brengen.
Amen.
Zondag 18 oktober 2009 - "Wie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn"
Teksten
1e lezing: Jes 29,23-24
2e Lezing: Mar 10,32-45
Inleiding
Ieder die verward was zal inzicht verwerven,
wie altijd klaagde is vol begrip.
Lieve mensen, ik heet jullie met deze mooie uitspraak van Jesaja van harte welkom.
Welkom aan bekende duiven, welkom aan mensen die voor het eerst zijn of af en toe eens komen.
Het is herfstvakantie, sommige mensen zijn weg, zoals onze dirigent – anderen zek. Irina, onze vaste pianiste is ziek en dat weten we sinds gisteren. Gelukkig heeft zij een vervanging gevonden in Irina Bogdanova. Dank je wel dat je er bent!
Onze God zelf gelooft dat wanneer zijn mensen maar kijken, ze zullen zien wat hij heeft gedaan. Ieder die verward was zal dan inzicht verwerven, wie altijd klaagde zal dan vol begrip zijn. – aldus Jesaja. Dat is een prachtig vooruitzicht. Daar gaan we voor vanmorgen.
We gaan weer op weg om te kijken, om iets te zien wat ons nog niet bekend was. Ik wens voor jullie allen dat deze dienst inzicht zal geven en begrip,
amen.
Overweging
Je ziet ze al zitten, Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, links en rechts van Jezus. Zoals Bos en Rouvoet naast Balkenende zitten, de linker en rechter vicepremier. Af en toe worden ze wat gevraagd of fluisteren ze hem wat in. Dichtbij de macht.
Zoiets lijkt Johannes en Jakobus voor ogen te hebben gestaan, toen ze Jezus ferm vroegen of hij hen dat voorrecht wilde verlenen.
Ze zijn op weg naar Jerusalem. Jezus is met zijn leerlingen onderweg en vertelt hen wat hem in Jerusalem te wachten staat. Hij vertelt van een lijdensweg en ook van de uiteindelijke overwinning. Hebben Jakobus en Johannes, vooral die laatste woorden gehoord, dat hij zal opstaan? Verwachten ze een uiteindelijke overwinning waar zij ook willen gloriëren, willen ze alvast een aanspraak op de macht? Of beseffen ze heel goed dat er een lijdensweg te gaan is en willen ze Jezus terzijde staan?
We weten het niet, het verhaal vertelt dat niet. Hoe dan ook, Jezus zegt dat het niet aan hem is om de beste plaatsen toe te wijzen. Hij vraagt of zij kunnen ondergaan wat hij moet ondergaan. Zij zullen staande dienen te blijven en de beproevingen moeten doorstaan die hen te wachten staan.
Dat de anderen woedend worden geeft te denken. Verwachten zij ook dat er een aanspraak wordt gedaan op de macht. Is het misschien ook hun verlangen? – en durfden zij dat niet te vragen. Zou je anders woedend worden? Jezus reageert in ieder geval adequaat: “Jullie weten dat leiders hun macht misbruiken – zo mag het bij jullie niet gaan. Iedereen moet afzien van de macht – en elkaar dienen.”
Belangrijkheid heeft afgedaan als je Jezus volgt. Het is een mooie zin: “Wie de eerste wil zijn zal ieders dienaar moeten zijn.” Dat beschrijft een paradox. Als je belangrijk wilt zijn – maak je dan ondergeschikt. Dat kan helemaal niet. Je bent helemaal niet meer belangrijk als je ondergeschikt bent. Althans, niet meer volgens de ogen van de glorie en de macht. En toch dien je pas echte belangen als je ondergeschikt bent aan het doel, aan het belang van andere mensen.
En dan hebben we het met een ouderwets woord over dienstbaarheid. Dat woord is niet zo populair. Het heeft de klank van gedienstig zijn, ondergeschikt en zelfs huichelachtigheid.
Toch zijn er allerlei vormen van dienen die we kennen, die niet de associatie van slovend achter iemand aanrennen hebben: meewerken, coöperatief zijn, luisteren, sturen, faciliteren – het gaat om het grotere belang dan je eigenbelang. Het gaat ook om de gezamenlijkheid – samen sta je voor een hoger doel.
Leiderschap is geen eenmanszaak van veel bravoure en machtsvertoon. Een goede leider steekt haar of zijn hoofd boven het maaiveld uit, terwijl zij blijft luisteren en samenwerken. Een goede leider zoekt niet de absolute macht. Het gaat niet om haar glorie maar om het belang van de zaak die zij dient.
Het is een heel menselijk verschijnsel, het zit in ons allen, dat verlangen naar de glorie en de macht. Zelfs als we oprecht denken dat wíj het ‘t best aankunnen, het best weten hoe het moet – het streven naar macht is een gevaarlijk streven. En zeker als het over spirituele macht gaat.
Jezus roept zijn leerlingen op leiders te zijn die hun macht niet misbruiken, dat is een oproep tot een hoger beschavingsniveau. Leiders denken namelijk al snel dat ze hun macht mogen en zelfs moeten inzetten om iets af te dwingen dat anderen niet gelukt is. In een democratie houdt het parlementaire systeem dat enigszins in evenwicht. Maar je ziet het overal waar een leider te eenzaam en met te veel macht aan de top regeert – het gaat fout. Scheringa, denk ik dan. En zovele goeroes en charismatische dominees die uiteindelijk vallen voor de verleidingen van macht, sex en geld.
Niet alle grote leiders zetten hun macht in om iets af te dwingen – en ook dat kan pijnlijk zijn. Een voorbeeld van iemand die iets goeds niet wil afdwingen: Al vele jaren wordt er studie gemaakt van de redenen waarom vrouwen in de Tibetaanse boeddhistische traditie (en de Theravada traditie waar ik bij hoor) niet gewijd mogen worden, en talrijke studies tonen aan dat dat niet van de Boeddha komt, maar van traditioneel denken van zijn volgelingen. De Dalai Lama heeft twee jaar geleden een congres georganiseerd om het allemaal weer eens bij elkaar te zetten en de aanwezigen smeekten hem tot tranens toe om zijn macht in te zetten en nu eindelijk toe te staan vrouwen te wijden. Hoe lang moeten vrouwen weer wachten als hij het niet doet? De Dalai Lama zei hierop dat hij het streven ondersteunt, maar dat hij niets wil afdwingen. De leiders van de verschillende tradities in het boeddhisme moeten ermee instemmen – anders wordt het niks. Een groot leider weet wanneer hij zijn macht níet moet inzetten.
Leiderschap is een groot incasseringsvermogen hebben en je voortdurend blijven inzetten om de ander groot te maken. Daarom is leiderschap iets dat ons allen aangaat. Iedereen is in de positie om initiatieven te nemen, het voortouw te nemen, al is het maar bij het helpen van iemand die voor je deur op de stoep gevallen is of het organiseren van een feestje.
Dienend leiderschap is niet afdwingen en doordouwen. Maar dienend leiderschap is ook niet jezelf opofferen, slachtofferen.
Dat is een interessante zaak. Hoe kun je er zijn voor een goede zaak zonder door te douwen? Hoe kun je zijn zonder je te verliezen in uitputting of grenzeloosheid?
Ten eerste dien je je trots opzij te zetten. Je zult in staat moeten zijn om bijvoorbeeld – laten we in bijbelse beeldspraak blijven – de voeten van je leerlingen te kunnen wassen. Dat is niet mis, in feite moet je in staat zijn om alles opzij te zetten wat je status geeft en wat je machtspositie versterkt. Dat is stap één, zo min mogelijk leunen op status en autoriteit. Laat je kleine ikje maar thuis.
Dan stap twee: jezelf niet verloochenen. Je hebt ook je zelf te dienen, wat je aankunt en wat niet. Zie onder ogen waar je sterke én je zwakke kanten zitten, waar je behoeften liggen en vind in je omgeving andere mensen om mee samen te werken. Samen kun je alle eigenschappen en kwaliteiten inbrengen die voor een evenwichtig leiderschap zorgen.
En dat is er ook nog een stap drie. Dat is de gerichtheid op het goede, het doel dat je nastreeft. Wees je ook bewust van alle goede dingen die reeds bereikt zijn. Blijf niet steken in het bestrijden van wat niet goed is. Haat bestrijd je niet met haat. Goed dienen melkt de problemen niet uit maar stevent voortvarend af op wat je wil bereiken. Houd je doel voor ogen. Het streven naar het goede geeft altijd energie.
Als we dienend in de wereld staan zullen we ontdekken wat het is om de beker te drinken die Jezus moest drinken en de doop te ondergaan die hij moest ondergaan. We denken dan meestal aan de moeite en de pijn die hij heeft ervaren. Maar laten we vooral ook denken aan de glorie en de vrede.
Amen.
Zondag 5 juli 2009 - Zomerserie: Groen, de kleur van de groei
Teksten
Eerste lezing: Genesis 8:8-12
Tweede lezing: Psalm 23
Derde lezing: Augustinus - De Belijdenissen
Laat heb ik u lief gekregen, o schoonheid, zo oud en nieuw, laat heb ik u lief gekregen! En gij waart binnen en ik was buiten, en daar zocht ik u en ik rende, wanstaltig als ik was, op de schone dingen af die door u gemaakt zijn. Gij waart bij mij en ik niet bij u. Ik werd ver van u gehouden door dingen die niet bestaan zouden hebben, als ze niet in u bestaan hadden. Geroepen hebt gij, geschreeuwd, en mijn doofheid doorbroken; gestraald hebt gij, geschitterd en mijn blindheid verjaagd: gegeurd hebt gij en ik heb ingeademd en snak nu naar u en nu honger en dorst ik; aangeraakt hebt gij mij en ik ben ontvlamd naar uw vrede.
Vierde lezing: Marianne Williamson
Onze grootste angst is niet dat we ontoereikend zijn. Onze grootste angst is dat we krachtig zijn, méér dan middelmatig. Het is het licht, niet onze schaduw, dat ons het meest beangstigt. We vragen ons af, wie ben ik om stralend te zijn, briljant, getalenteerd en fantastisch?
Maar, wie ben jij om dat niet te zijn?
Je bent een kind van God. Als je je onbelangrijk voordoet, bewijs je de wereld geen dienst. Er is niets verlichts aan jezelf klein te maken, opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen. We zijn geboren om de majesteit van God, die in ons is, te openbaren. De majesteit van God is niet in sommigen van ons: die is in iedereen!
Door ons eigen licht te laten schijnen, geven we anderen toestemming dat ook te doen. Als wij bevrijd zijn van onze eigen angst, bevrijdt onze aanwezigheid anderen.
Inleiding
Goedemorgen beste mensen, op deze eerste zondag van de schoolvakanties. Het is prachtig weer – ondanks alle voorspellingen van onweer en regen dit weekend is het hier zomer. Fijn dat jullie er zijn.
Sommigen van ons zijn al vertrokken, het is zomer in de Duif, het koor heeft vakantie. En wij starten met de zomerserie: de kleuren van het verbond. Lenny Kuhr zong het in het lied dat de leidraad voor deze serie wordt: Zeven kleuren kleine kinderen spelen met elkaar. Nou in ons geval: zeven kleuren voorgangers zullen zeven weken lang op zeven verschillende manieren de kleuren van het verbond toelichten. het Verbond van God met ons tot intens, kleurig leven en samenleven.
Ik mag de aftrap doen, en doe dat met de kleur groen, de kleur van de groei en ontwikkeling.
In de zomer is het zoeken naar passende muziek, dat is een opdracht en ook een mooie kans. Ik heb muziek uitgekozen van Simeon ten Holt, prachtige betoverende pianomuziek om bij de collecte en breken en delen naar te luisteren en 2 liederen van Leonard Cohen, die inmiddels 72 jaar is en bekend van de oorspronkelijke versie van “Susanne”. Cohen heeft een flink aantal jaar in een zenklooster gewoond en nu zijn ervaringen op muziek gezet. De twee liederen die ik uitkoos gaan over 2 spirituele ervaringen: de dankbaarheid om het alledaagse leven en het plotse samenvallen van je geest met de Eeuwige, in zijn bewoording: de Naam met de Nameloze.
Moge de viering van vandaag inspiratie geven in ons eigen groeiproces.
Overweging
Toen ik verschillende mensen vroeg waardoor zij gegroeid zijn in het leven, kreeg ik van de een als antwoord dat ze is gegroeid door de sterke stimulans van goede docenten en door de boeken in de bibliotheek. Een ander benadrukt dat ze sterker is geworden na het overlijden van haar man. Een derde herinnert zich dat ze voor het blok is gezet om iets te doen wat ze doodeng vond, en dat was voorgaan in de Duif.
Ze zijn gegroeid, met volle kracht vooruit ja – alle drie door uitdagingen aan te gaan, soms tegen eigen angst of verdriet in.
Groeien kan niet zonder tegenkrachten. Dat is een vreemde constatering.
Een plant groeit tegen de zwaartekracht in –vreemd eigenlijk – zou een plant ook kunnen groeien zónder tegenwerkende zwaartekracht, in de ruimte bijvoorbeeld?
Ik denk het niet, tegenkrachten lijken nodig. Een boom wordt sterk als er flink wat storm en wind is geweest, en droogte maakt dat hij dieper in de grond moet wortelen.
Kinderen hebben groeistuipen, als het lijf verandert is er groeipijn. Volwassenen hebben net zo goed groeistuipen. Groeien gaat van au.
Een jong kind kan nog onbevangen nieuwe werelden tegemoet treden. Maar zo gauw het een paar keer iets moeilijks of engs heeft meegemaakt – dan komt de huiver en het besef van gevaar en heeft het steun en moed nodig.
Een mens heeft lef en kracht nodig om het bekende en vertrouwde los te laten. Dat gaat niet vanzelf, ons bange hart neigt het bekende vast te houden, zelfs als we weten dat we geen steek verder komen of als we het bekende al verloren hebben. We weten wat we hebben, niet wat we krijgen.
We hebben dus ook veel moed nodig om de onzekerheid uit te houden, om in het diepe te springen, niet wetend waar het ons brengen zal. Ja, dat is eng.
Voordat er het lef om te springen en de start van groei, is er de tijd van het kiemen. Een zaadje heeft donkerte, vocht en warmte nodig om te kiemen. Eenmaal gekiemd heeft een plant licht nodig. Kiemen gebeurt in het donker, groeien in het licht.
Bij ons kiemt er ook voortdurend van alles. Je voelt je ongemakkelijk, er broeit iets, je weet vaak niet wat. Je voelt je ongemakkelijk. Soms zie je dat mensen ruzie zoeken op hun werk of in hun vertrouwde club omdat ze eigenlijk bezig zijn zich los te maken maar nog een zetje nodig hebben.
Loslaten hoort bij kiemen, ja moet het bekende loslaten en ook je verwachtingen moet je loslaten om te kunnen groeien. Als je bijvoorbeeld nieuw werk zoekt is het zinloos om hetzelfde te zoeken wat je nu hebt maar dan wel met leuke collega’s.
Je verwachtingen moet je loslaten omdat ze je vasthouden aan het bekende en niet echt verder helpen. Verwachtingen helpen je op zijn hoogst om het leven niet al te spannend te maken, maar je moet ze wel los kunnen laten als je iets nieuws wilt begroeten, als je echt wilt groeien.
Leven is groeien. Ken jij iets levends dat niet groeit? Wat niet langer groeit sterft.
Dus hou jezelf niet tegen, vertel jezelf niet dat je niet hoeft te groeien, dat je gewoon een makkelijk en lekker leven wil – makkelijke levens bestaan niet. Als je niet groeit ga je dood. Juist het leren, het groeien, je ontwikkelen, durven wat je eerst niet durfde maakt dat je leeft en dat je ook het gevoel hebt dat je leeft.
Heb het lef om het heft in eigen hand te nemen – niemand weet hoe jij moet leven – nergens staat het opgeschreven. Jij alleen kunt bepalen hoe jij wilt leven. We komen onze persoonlijke zwakheden wel tegen maar ook die zijn te overwinnen. Voor de een is het lastig te zeggen wat zij wil en wat zij niet wil. En wie in angst is grootgebracht zal moeten leren niet op te geven dat je de moeite waard bent – precies zoals je bent.
Augustinus heeft een prachtig boek Belijdenissen geschreven, waarvan we een stukje hebben gelezen. We kennen de tekst via Huub Oosterhuis, met zijn mooie lied. Laat heb ik u lief gekregen – o schoonheid, zo oud en nieuw. Gij waart binnen en ik was buiten en dáár zocht ik u. Gij waart bij mij en ik niet bij u. Spirituele groei bestaat uit deze constatering, vaak telkens weer opnieuw.
Het leven is leuk, het leven is eng. Van leven ga je dood. Die zekerheid is er – dus gooi je er maar in en blijf bij wat binnen is, onvervreemdbaar jou.
Zelfs als dingen tegenzitten kun je gelukkig zijn. Juist dán kun je groeien. Het geheim zit erin dat zolang je leert en groeit, je gelukkig bent. Alleen als je groeit, alleen als je je ontwikkelt kun je echt dankbaar en blij met het leven zijn – en dat is waar geluk.
Veel mensen hebben van dit soort momenten dat je ineens weet in het leven waar het om draait. Ze zakken als het ware weer een stukje meer in zichzelf.
Na deze overweging zullen we luisteren naar een lied van Leonard Cohen waarin hij zijn moment verwoordt – het moment dat hij stof prachtig ziet dwarrelen in het zonlicht en beseft dat hij van datzelfde stof is gemaakt. Gestraald hebt gij, geschitterd en gegeurd – en dan zie ik: Gij was altijd al bij mij, mijn God en ik zijn niet gescheiden, wij zijn één.
De lange zoektocht naar die eenheid, de zoektocht naar waar God is, rust, vrede – is de zoektocht naar het leven zelf. We noemen het leven, we noemen het groei – laten we beseffen dat daar ons geluk ligt.
Amen
Zondag 31 mei 2009 - Pinksteren: Verlichting Nu
Teksten
Eerste lezing: Handelingen 2:1-13
Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’
Tweede lezing - De vreugde diep in mij - Anselm Grun
Geestelijk leven is niet alleen maar vreugde. Het kan ook de ervaring van de woestijnen van de donkere nacht inhouden. Maar de innerlijke ruimte, waarheen het gebed ons wil brengen, is voor mij ook de ruimte van diepe vreugde. Weliswaar ervaar ik deze vreugde niet altijd. Soms zit ze verstopt onder de ergernis over overbodige conflicten en over mijn eigen onvermogen. Maar als ik tijdens de meditatie in deze ruimte van het zwijgen terechtkom, associeer ik daarmee niet alleen liefde en warmte, thuis zijn en geborgenheid, maar ook vrijheid en vreugde.
Vreugde is nooit los verkrijgbaar. Het is de zuster van de liefde. Voor Paulus is de vrucht van de Geest: 'liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedig¬heid, zelfbeheersing' (Galaten 5,22). Alle negen vruchten horen innerlijk bij elkaar. Ze zijn een uitdrukking van de Heilige Geest die het hart van de mens doordringt. Hoe meer ik de Geest van God in mij de ruimte geef, hoe meer ik in aanraking kom met de vreugde die in mij is, onafhankelijk van de uiterlijke en innerlijke situatie waarin ik toevallig verkeer. Dat geeft mij het gevoel van vrijheid. De vreugde die in mij is, is in laatste instantie goddelijk. Daarom kan niemand ze van mij roven. Ze kan wel verstoord worden. Maar onder de heftige bewegingen van mijn leven is ze op de bodem van mijn hart steeds aanwezig.
Derde lezing - De kracht van het Nu - Eckhart Tolle
Je vindt God op het moment dat je beseft dat je God niet hoeft te zoeken. Daarom is elke situatie een weg naar de verlossing. Er is echter maar één toegangsdeur: het Nu. Buiten dit moment is er geen verlossing.
Niets brengt je dichter bij de verlossing dan te zijn waar je nu bent. Dat is moeilijk te vatten voor een verstand dat denkt dat het meest waardevolle nog moet komen in de toekomst.
Evenmin kan iets dat jij ooit gedaan hebt of wat jou is aangedaan, je verhinderen verlost te zijn. Je kunt altijd ja zeggen tegen wat is en je kunt altijd je aandacht diep in het Nu brengen. Dat kun je niet in de toekomst doen. Je doet het nu of nooit.
Inleiding
Goedemorgen, welkom allemaal op deze stralende mooie Pinksterdag, misschien wel het belangrijkste feest van het Christendom. Immers met Pinksteren is de Geest van God, de helper die Jezus beloofd had, uitgestort over alle mensen. De incarnatie ten top. God de Vader werd Zoon en de Zoon zond de Heilige Geest, en die Geest bevindt zich onder ons en in ons.
Toch roept Pinksteren altijd weer vragen op. Als eerste natuurlijk wat het ook al weer is – veel onkerkelijken hebben geen idee. En dan ook roept het de vraag op waarom het niet zo massaal gevierd wordt als Pasen en Kerstmis. Pinksteren is toch vooral beroemd door Pinkpop en meubelboulevards en tuincentra die open zijn.
Ik moest aan Pinksteren denken toen ik van de week keek naar een uitzending van “Niet gelukkig, geld terug”. In dat programma wordt over spirituele cursussen bericht door mensen die deelnemen. Een van de thema’s ging over Landmark, een club die een driedaagse intensieve persoonlijke training aan grote groepen mensen geeft met als belofte dat je na 3 dagen heel anders kijkt naar je verleden en beseft dat je gelukkig bent. Mensen die meedoen zijn meestal lyrisch enthousiast – zo ook de reporter die er toch knap sceptisch heen ging. Dat enthousiasme is angstig voor mensen die er niet bijwaren. Mensen roepen al snel dat het een sekte is, dat het hen om het geld te doen is, dat je er gehersenspoeld wordt. Niets nieuws onder de zon. Zo ook wordt er van de door de Geest bezielde apostelen spottend gezegd dat ze wel dronken zullen zijn.
Landmark, guru´s, Jomanda, Boeddhisme, Pinksteren. Laten we eens bezien hoe we het kaf van het koren kunnen scheiden. Ik wens ons een goede viering.
Overweging
Een leerling kwam bij zijn lerares en vroeg haar: “Hoe bereik ik verlichting?” De lerares antwoordde: “Zit je goed?” “Ja, ja”, zei de leerling op het puntje van zijn stoel, “maar hoe bereik ik nu verlichting?” En de lerares vroeg weer: “Zit je echt goed?” “Jaha”, zei de leerling, “maar waarom vraagt u dat?”
“Omdat”, zei ze, “verlichting niets anders is dan dat je loopt als je loopt, dat je eet als je eet, dat je denkt als je denkt en zit als je zit. Maar jij denkt als je eet, je eet als je loopt en je wilt opstaan als je zit.”
Pinksteren is het Christelijke feest van de verlichting. Is Pasen het feest van de verlossing, met Pinksteren vieren we de verlichting.
Wat was het dat de apostelen overkwam: als een windvlaag en vurige tongen die zich op ieder van hen neerzette – het was een overweldigende ervaring van helderheid, van weten wat van belang is om te doen. Ze zaten als eenlingen bijeen, bang bij elkaar verscholen, verslagen door verdriet en ze waren vergeten wat hun wijsheid was. Totdat de Geest neerdaalde en hen in vuur en vlam zette. De bevangenheid door de angst schudden ze in een keer van zich af. Nu werden ze een groep van wijzen. Een in allen, allen in een – de luiken gaan open en de wereld mag het weten. Ze konden niet meer zwijgen.
Dat moment van ommekeer, dat moment dat een klein en angstig mens, weggekropen voor alles wat zich aandient, dat dat mens zich omkeert en de wereld aangaat – dat is een prachtig moment. Eigenlijk schuilt hier al de hele verlichting in. Dat wij in staat zijn om de angst af te schudden, dat wij in staat zijn om op te staan en alles aan te gaan wat zich aandient. Dat wij het leven aankunnen, zoals het hier en nu is, dat wij weten dat er iets groots in ons schuilt, iets dat wij bevrijding noemen, verlichting.
In de mystieke teksten zijn de woestijnen van de donkere nacht beroemd. We kennen ze allemaal. Die zwarte nachten vol wanhoop, die perioden dat je leven grijs en onverdraaglijk is. En dan komt er weer een moment dat de woestijnen van de donkere nacht zijn doorkruist en dat je ze kunt achtergelaten. Het daget in het oosten, er is licht aan de horizon. En er is vreugde, pure vreugde.
Je beseft dat die vreugde niet nieuw is, ze was er altijd al, maar je hebt haar niet toegelaten omdat je niet in het hier en nu was. Je liet je vangen in je angst of je bevangenheid, je vocht innerlijk tegen jezelf en was niet thuis.
Anselm Grun praat over meditatie, over hoe je in meditatie de diepe vreugde ontmoet. Meditatie, deze ruimte van zwijgen is weldadig, geeft geborgenheid, liefde en warmte. Gebed, meditatie, innerlijke stilte, ontmoeting met God, het opgaan in muziek of kunst – het gaat om hetzelfde in telkens een ander jasje. je opent je voor een dimensie die groter is dan je kleine ikje.
Voor mensen die voor het eerst mediteren is meditatie vaak een tegenvaller. Het eerste wat je gewaarwordt als je op een kussentje stil gaat zitten is je eigen onrust. Je lijf kriebelt en je rug doet zeer. Je zit ongemakkelijk. Je hoofd zit vol met gedachten en emoties. je kunt nog niet tot tien tellen zonder dat je gedachten alle kanten zijn uitgesprongen. het liefst sta je op en loop je weg.
Toch is het contact met de innerlijke stille ruimte de enige weg naar de basisvreugde in jezelf. Stop om het denken zo serieus te nemen. Meditatie leert je om je lichamelijk pijn, je rotgevoel, je onzekerheid of angst te doorstaan. Je zachtmoedigheid tegenover je ongeluk of ongemak, je vriendelijkheid naar jezelf en de wereld maakt dat er onder de pijn en angst en woede een basisvreugde ligt. Die vreugde heet “leven”.
Vreugde, zegt Anselm Grün, is niet los verkrijgbaar. Het is een van de negen vruchten van de Geest, die Paulus heeft genoemd: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijk¬heid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing – ze horen bij elkaar. Als je er een bezit, bezit je allemaal. En eigenlijk kun je ze helemaal niet bezitten, je kunt ze alleen maar uitoefenen, beoefenen. En je kunt ze altijd beoefenen, of je je nu gelukkig bent of niet, of je gezond bent of niet, of je geld hebt of niet, of je problemen hebt of niet. Hoe meer je ze beoefent, deze vruchten van de geest, des te meer vreugde is er in je leven.
Dus, ben je ziek en kun je er in vrede mee leven – dan is er vreugde.
Ben je zonder baan, maar kun je er geduldig onder blijven – dan is er vreugde.
Is alles onzeker in je leven, maar kun je vertrouwen houden dat er voor jou ook een perspectief zal zijn – dan is er vreugde.
De vreugde is op de bodem van je hart steeds aanwezig.
Eckhart legt verlichting nog een stukje meer uit: in het Nu ontmoet je God. Het is het Nu dat verlost. Zolang je nu bezig bent met vroeger of de toekomst is er geen verlossing. Als je nu in het Nu kan zijn ís dat verlossing, verlichting.
Het klinkt een beetje cryptisch, kun je wel ergens anders zijn dan in het Nu? Jawel en eigenlijk doen we dat voortdurend. Denk aan de leerling bij de lerares. Niet kunnen zitten op je stoel omdat je hoofd zich met een vraag bezig houdt. Terwijl je eet met je gedachten bij je avondprogramma zijn, tijdens het vrijen denken aan de boodschappen die nog moeten worden gedaan. We zijn voortdurend ergens anders in ons hoofd, we herhalen de ruzie die we eerder op de dag hadden, we stellen ons voor hoe heerlijk het op een terrasje is, terwijl we nu hier in de kerk zitten. John Lennon zong het heel treffend: “Life is what happens to you while you’re busy making other plans.” Leven gebeurt aan je terwijl je andere plannen maakt.
Dus verlichting is dat je zit als je zit, je eet als je eet, je loopt als je loopt. Er is aandacht voor wat er is. Als er onrust is, voel je de onrust, verdraag je de onrust, en wonderbaarlijk genoeg brengt dat rust. Als er angst is, verdraag je de angst – je probeert niet door fantasieën en plannen je angst te bezweren, je geeft niemand de schuld, je vecht er niet tegen, je voelt je angst, je laat je niet opjagen, je blijft bij dat voelen en dan zakt het weg.
Je kunt altijd je aandacht diep in het Nu brengen, helemaal in overeenstemming met wat er Nu is, in jou. Stop de projecties naar buiten, stop het gevecht, de innerlijke strijd. Ben je in harmonie met jezelf, dan ben je jezelf. Verlost, vrij, verlicht – open om helemaal te doen wat Nu nodig is.
Als de apostelen niet bij elkaar gehokt hadden in die bovenkamer, als ze niet 7 x 7 dagen hun angst hadden doorstaan – dan was er geen helderheid gekomen, geen doorbraak. Ben je waar je bent, in het Nu, dan breekt onherroepelijk helderheid door, dan komt er vreugde, dan ontmoet je God, dan komt er verlichting.
Kome wat komt.
Amen
Zondag 15 maart 2009 - Verruimen in de Vastenserie Los-Vast
Teksten
Eerste lezing uit: ‘Transformatie’ van Joko Beck
Hoe het leven ook is, moeilijk, gemakkelijk, troostrijk of niet, het is vreugde. Vreugde heeft niet met geluk te maken. Vreugde heeft met nieuwsgierigheid te maken. Denk eens aan een baby van ongeveer een jaar, die rondkruipt en allerlei wonderlijke dingen ontmoet: je kunt de nieuwsgierigheid en verwondering van het gezichtje lezen. Hij kruipt niet om informatie op te doen, hij probeert niet een betere baby te worden die effectiever kan kruipen; hij kruipt zonder enige reden. Hij kruipt puur voor de lol en uit nieuwsgierigheid.
We zouden het vermogen terug moeten kunnen vinden om nieuwsgierig te zijn naar alles in ons leven, zelfs naar de rampen.
Een kruipende baby die iets op de vloer vindt, is gelukkig noch ongelukkig. In plaats van ‘gelukkig’ te zijn, is de baby geboeid. Hij is niet ambitieus; het is niet een goede of een slechte baby; hij gaat gewoon op in de verwondering over wat hij ziet.
Baby’s worden volwassen en je moet niet proberen een baby te blijven. Het mooist zou zijn als we de openheid en verwondering van een baby behouden, en daarnaast de rijpheid en vaardigheden van een volwassene hebben.
Tweede lezing: Lucas 18: 15-17
De mensen probeerden ook kleine kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken. Toen de leerlingen dat zagen, berispten ze hen. Maar Jezus riep de kinderen bij zich en zei: ‘Laat ze bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan!’
Derde lezing: het verhaal van de vrouw en het mosterdzaadje
Dit is het verhaal van Krisha Gotami, een jonge vrouw die in India leefde, in de tijd van de Boeddha. Ze kwam van een lagere kaste en werd daarom in haar schoonfamilie slecht behandeld – totdat ze een zoon baarde, haar eerste kind. Ze was zeer gelukkig. Toen haar kind ongeveer een jaar oud was, werd het ziek en stierf. Overmand door verdriet, en met het kleine lichaampje krampachtig in haar armen, zwierf Krisha Gotami door de straten, en smeekte iedereen die zij tegen kwam om een medicijn dat haar kind weer tot leven kon brengen. Sommigen negeerden haar, anderen lachten haar uit, weer anderen dachten dat ze gek was, maar uiteindelijk ontmoette ze een wijs man, die haar vertelde dat de enige persoon op de wereld die het wonder waar zij om vroeg zou kunnen verrichten, de Boeddha was.
Dus ging ze naar de Boeddha, legde het lichaam van haar kind aan zijn voeten, en vertelde hem haar verhaal. De Boeddha luisterde vol mededogen. Toen zei hij vriendelijk: 'Er is maar één manier om je nood te lenigen. Ga naar de stad en breng mij een mosterdzaadje uit een huis waar de dood nog nooit geweest is.'
Krisha Gotami was opgetogen en vertrok meteen naar de stad. Zij stopte bij het eerste huis dat ze zag en zei: 'De Boeddha heeft mij gevraagd een mosterdzaadje te halen uit een huis dat de dood nog nooit gekend heeft.'
'Er zijn in dit huis vele mensen gestorven', werd haar verteld. Ze ging naar het volgende huis. 'Er zijn ontelbare sterfgevallen in onze familie geweest' zeiden ze daar. En zo ging ze naar een derde huis en een vierde huis, totdat ze de hele stad was afgeweest en besefte dat aan de voorwaarde van de Boeddha niet kon worden voldaan.
Ze bracht het lichaam van haar kind naar het knekelveld, nam voor de laatste keer afscheid van hem, en keerde terug naar de Boeddha. 'Heb je het mosterdzaadje bij je?' vroeg deze. 'Nee', zei zij, 'ik begrijp nu wat u mij wilde leren. Het verdriet maakte mij blind: ik dacht dat ik de enige was die leed onder de dood.'
Overweging
Ik loop in een onbekende stad. Ik zie gebouwen, pleinen, straten, water, het is allemaal nieuw voor me, het is er stralend en ik geniet. Soms ken ik de stad wel en ben ik verbaasd dat ze zo helemaal nieuw voor me is. Ik ken de weg niet maar ik loop en kijk en vertrouw er volledig op dat ik de weg zal vinden terug naar de trein of de boot die me er bracht.
Het is een droom die ik de laatste tijd regelmatig heb. Steeds weer een andere stad, steeds weer licht, verrassing en vreugde. Ik loop niet om informatie op te doen, ik loop niet doelgericht, ik hoef niets, ik loop voor mijn plezier en uit pure nieuwsgierigheid.
Soms zijn je dromen richtingwijzers en dit is zo’n droom. Het is een droom die me aanspoort om alles steeds weer als nieuw te beschouwen, weg met alle verwachtingspatronen, oude werelden als nieuw te zien. Precies als de baby uit onze eerste lezing. Niets is bekend, alles wat je tegenkomt kun je steeds weer als nieuw bezien.
We kennen allemaal die andere kant van het leven. Soms ziet je leven er saai en voorspelbaar uit, je ervaart iedere dag hetzelfde en je snakt naar avontuur. Dan ga je op zoek in boeken of spannende films, in avontuurlijke sporten of vakanties. Er zijn genoeg mensen in onze omgeving die geneugten achterna jagen en eindigen in een werkverslaving of drank- of drugs- of eet- of seksverslaving. Dan zoek je je kicks buiten de deur want binnen je eigen muren is alles maar saai. En je hoort altijd weer van mensen die vastlopen omdat ze het niet kunnen vinden, die neerslachtig raken of overspannen, of hun dubbelleven niet vol kunnen houden en betrapt en ontmaskerd worden.
Wie is als een kind behoort het koninkrijk Gods. Het koninkrijk Gods is hier en nu, voor wie er voor open staan. Ik deed pas mee aan een aandachtstraining. Een van de oefeningen was het proeven van een rozijn. Eén rozijn. Eerst ruiken en kneden tussen je vingers en bekijken en nog eens ruiken. Toen proeven, eerst zonder te kauwen, toen met kauwen – heel langzaam, zorgvuldig, die éne rozijn. Ik heb nog nooit een rozijn geproefd die zo sterk van geur en smaak was!
Het is de aandacht die maakt dat je de kleine veranderingen ziet, dat je nieuwsgierig kunt zijn, en geboeid door iets eenvoudigs. Als je je leven saai vindt, dan ontbreekt het je aan aandacht; en dan zoek je het te ver. Dan heb je je vreugde, je nieuwsgierigheid verloren in je eigen leven, in wat er dagelijks op je pad komt.
Nog even terug naar onze eerste lezing: “Hoe het leven ook is, moeilijk, gemakkelijk, troostrijk of niet, het is vreugde. Vreugde heeft niet met geluk te maken. Vreugde heeft met nieuwsgierigheid te maken.” Deze tekst roept ons op om de rijpheid en de vaardigheden van een volwassene te combineren met de verwondering, de nieuwsgierigheid van een baby. Dan blijken de muren van je overbekende wereld toch nog ramen en deuren te hebben. Je kunt de luiken open gooien en licht naar binnen laten komen. Dan kun je gaan zien wat er is, binnen en buiten: de schakeringen van de kleuren, de eigenaardigheden van jouw leven, alles is weer als nieuw. Dat is verruiming van het bekende, dat is ronduit vreugde, dat is het Koninkrijk Gods kennen.
Maar wat kun je met die verruiming als je liever je ogen zou sluiten voor wat er aan de hand is, als je dingen meemaakt die je helemaal niet kunt accepteren? Is het leven dan ook nog vreugde?
Het laatste verhaal dat we lazen is een verhaal over verkramping. De moeder van het kind heeft alles wat haar lief is verloren, maar kan dat niet onder ogen zien. Het is een schrijnend beeld, dat beeld van die moeder die wanhopig smekend door de straten van haar stad gaat, krankzinnig van verdriet, haar dode kind in haar armen geklemd – smekend om een wonder. En dan komt ze bij de Boeddha terecht.
Hij verricht geen wonderen. Niet dat hij het niet zou kunnen – er zijn over hem ook wonderverhalen bekend – maar wonderen doen is niet het beste wat hij te bieden heeft aan de wereld. Wonderen zijn uiteindelijk niet van belang. Het gaat er niet om dat we krijgen wat we willen. Het gaat er om dat we het leven kunnen nemen zoals het ís en er onder alle, ja álle, omstandigheden de vreugde van kunnen ervaren.
De Boeddha gaat ook niet preken. Hij probeert niet de vrouw realiteitszin bij te brengen maar stuurt haar op weg met een onmogelijke opdracht: “Breng me iets uit een huis waar de dood nog nooit is geweest.” Haar wanhoop wordt weer hoop en ze gaat op weg. En pas als haar hoop definitief de grond is ingeslagen komt er inzicht en verruiming. Ze ziet in dat ze niet de enige is die leed en verlies overkomt – het is onderdeel van het leven van ieder mens. En dan kan ze haar verlies aanvaarden en afscheid nemen en weer openstaan voor vreugde.
Als verlies je overkomt lijkt het alsof het uniek is, alsof nog nooit iemand zoveel pijn heeft gehad als jij. Je zag verdriet en pijn bij andere mensen maar had er deze snijdende pijn niet bij kunnen bedenken – dit was nooit tot je doorgedrongen. Het voelt daarom alsof je de eerste bent, de enige. En ontkenning is je eerste reactie: het is niet zo. Je hoopt op een wonder, op wakker worden uit een nachtmerrie.
“We zouden het vermogen terug moeten kunnen vinden om nieuwsgierig te zijn naar alles in ons leven, zelfs naar de rampen.” Misschien is dat Krisha, de vrouw uit het verhaal, overkomen – de verbazing, de nieuwsgierigheid dat het haar niet lukte om een huis te vinden waar de dood niet is geweest. Misschien was het wel de nieuwsgierigheid die door de wanhoop en hoop heen realiteitszin en besef en aanvaarding bracht. Boeddha liet haar die hele weg gaan, van wanhoop naar hoop naar besef, aanvaarding en uiteindelijk naar vreugde.
Het is een bijna enge gedachte dat het leven het beste gaat, als je in staat bent je door vreugde te laten drijven. Als je een lijntje houdt met nieuwsgierigheid, ook als je doodsbang bent, als je wanhopig bent, of als je verscheurd bent van verdriet.
Het leven kan vreugde zijn, je hoeft je helemaal niet te laten drijven door ambities, niet door de opdracht een goede of een slechte persoon te worden – net zo min als die baby.
Het leven is vreugde. Het leven is vreugde als je je door je nieuwsgierigheid laat drijven, als je het plezier van de verwondering durft te laten bepalen wat je onderneemt en wat je ervaart. Dan zijn alle rozijnen vol van geur en smaak, dan zijn alle steden nieuw, en vooral: je eigen straat en je eigen huis en je eigen baan en de mensen die je lief hebt zijn iedere dag weer als nieuw. Het Koninkrijk Gods hier en nu.
Amen
Voorbeden
Mogen alle wezens gelukkig zijn.
Mogen ze leven in veiligheid en vreugde.
Mogen alle levende wezens,
of ze nu man of vrouw, mens of dier,
zwart of wit, hetero of homo, groot of klein zijn,
of we ze al dan niet kunnen zien,
of ze ons nabij zijn of veraf,
of we bevriend met ze zijn of ons aan hen ergeren:
mogen ze gelukkig zijn.
Laat niemand een ander bedreigen of enig schepsel
- tot welke staat het ook behoort - verachten,
laat niemand door boosheid of haat een ander schade willen berokkenen.
Zoals een moeder waakt over haar kind,
bereid haar leven te wagen om haar enige kind te beschermen,
laat ons zo met een onbegrensd hart alle levende wezens beschermen
en heel de wereld kleuren met onbelemmerde liefdevolle vriendelijkheid.
Amen
Zondag 18 januari 2009 - 35 jaar Duifgemeenschap: Vrijgevochten en verbonden
Inleiding
Lieve mensen, heel hartelijk welkom bij deze hele speciale viering in de Duif.
We zijn 35 jaar een oecumenische Duifgemeenschap en onze kerk bestaat als gebouw 150 jaar hier aan de Prinsengracht. Het is een mooi jubileum, niet alleen voor alle trouwe duiven, maar ook voor al die zoekers en zieners, die voor het eerst zijn genood of gekomen - of af en tóe eens langs komen. Weet je van harte welkom bij dit feest!
Drie voorgangers gaan u voor: Harris, Helma en ik. Het leek ons een goed idee om drie generaties Duiven te vertegenwoordigen:
Vanuit de roeping tot gemeen¬schappelijk priesterschap zijn we via de duik van de vrijheid, in het bad van onze verbondenheid als Duifkerkgemeenschap belandt.
Wij drieën vertegenwoordigen dat priesterschap van protestant, katholiek, man, vrouw, van verschillende leeftijd en geaardheid, van vrolijk samenzijn tot betrokken vieren.
We kozen als thema: Vrijgevochten en verbonden. Met ons drieën hebben het thema samen uitgewerkt, we hebben veel gemaild en gesproken. Want we willen natuurlijk samen uitdrukken hoe we onze kerk ervaren: divers, vrijgevochten en tegelijk hecht – door onze zoektocht in verschillende inspiratiebronnen verbonden.
We willen in één verhaal, vanuit drie uitgangspunten uitdrukken hoe onze zoektocht als Duif is geweest in die 35 jaar. Samen vieren we het enorme succes dat we al die jaren lang met elkaar, als vrijwilligers en tegen de stroom in hier de Duif levend en warm hebben gehouden.
En dat doen we opdat een beweging ontstaat die gaat stromen, en die nooit meer, door niemand, zich inperken laat.
Harris, Helma en ik wensen ons allen een heel goede viering en een mooie toekomst in deze Duif, amen.
Overweging
“Een gemeenschappelijk priesterschap werd als uitdaging en opdracht bij ons in de week gelegd.” Dat is de conclusie van Harris over de Duif in 1974.
Daar gingen we dan, vrolijk op pad, al deze afgelopen jaren van zoeken en vinden. Vol overtuiging dat wij samen kerk kunnen zijn, dat wij omdat we met
twee of drie in zijn naam verbonden zijn, kerk zijn. Vol overtuiging dat wij een gemeenschappelijk priester¬schap delen.
En we voeren jarenlang met plezier in de liberale zeeën tussen de klippen van onze gevoeligheden en onze allergieën door.
Soms uitdagend en vrolijk, soms losgeslagen, soms gestuurd en beperkt door onze gevoeligheden. Een tijd lang mochten er geen twee mannen meer
samen op het altaar staan, dat leek te veel op het mannelijke kerkmodel. En de discussie over de Godsnaam, mocht dat ook een Moeder zijn,
een Zij met een hoofdletter?
Dat soort discussies, die waren belangrijk en gingen soms heftig.
Ik heb een tekst van Paulus gekozen waar het allemaal mooi in beschreven staat, in zijn brief aan de Galaten.:
“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten. … wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet. … de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft.”
“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn” schreef Paulus, en hij schreef er meteen achter aan: “misbruik die vrijheid niet” want “wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden”. In vrijheid met elkaar zoeken naar eenheid is niet eenvoudig. Iedereen die langer in de Duif rondloopt heeft ze meegemaakt, de vrolijke feesten en vrije vormgevingen van vieringen. Maar ook de kibbelpartijen, de conflicten, het elkaar verslinden. Zijn we wijzer geworden, is het minder, of ben ik er tegenwoordig minder van ondersteboven? Veel mensen die zich bij de Duif aansloten deden dat met idealen en hoge verwachtingen. Daar zijn er veel van verwezenlijkt maar er zijn ook mensen gestruikeld over hun verwachtingen van een vrijgevochten kerk. We kunnen al die verwachtingen helemaal niet waarmaken als Duif. Soms vond ik dat pijnlijk, voor mezelf en voor anderen die teleurgesteld vertrokken. Geen modelkerk nee. Maar toch zijn we gebleven en doorgegaan en we gáán we door: we weten toch dat we op een goed spoor zitten.
Waar halen we het lef vandaan om onze eigen koers te varen?
Waar het vertrouwen om te geloven dat er iets is wat ons bindt?
Diezelfde Paulus heeft de diepte van ons geloof verwoord. Het is de overtuiging dat we geleid worden door de Geest, dat we geloven in een Geest die in ons is en die liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing voortbrengt. Wanneer we door de Geest geleid worden zijn we niet onderworpen aan de wet, zegt hij. De wet, de houvasten, de onwrikbare waarheden, het eens-voor-altijd-ware geloof hebben we opzij gezet. Wetten en dogma's hebben we aan de kant gegooid, vrijgevochten als we ons hebben. We zijn gaan zoeken, hebben alles onderzocht en hebben de Geest van vrijheid gevonden. De wet, het voorschrift, de hiërarchie heeft zijn heilige status verloren juist omdát we geloven. Niet op kleinzielige begeerten en houvasten zijn we gericht – ook al komen ze af en toe om de hoek kijken , maar we zijn vooral gericht op de ruimhartige Geest van liefde, het omkijken naar elkaar, er zijn voor elkaar, elkaar vrij laten en stimuleren. We groeien in onze liefde en vreugde, ieder voor zich en wij met ons allen. En met die Geest kunnen we steeds opnieuw ons leven richten, onze bevindingen verwoorden en onze warmte delen. Steeds weer opnieuw kunnen wijzelf uitdragen wat de vrucht van de Geest is in deze tijd en in ons eigen leven en in deze Duif.
We geloven in dat Ene woord dat eeuwiglijk zal duren - dat woord dat liefde heet.
En de vrijheid om lief te hebben – er is geen wet die daar iets tegen heeft?