Op 29 maart vertrok Diana Vernooij voor twee maanden naar de Verenigde Staten. Gedurende zeven weken verblijft zij in het Upaya Zencentre in Santa Fé. Diana volgt drie weken zenretraite bij Kathie en Norman Fischer en aansluitend een training ‘Being with Dying’, olv. Roshi Joan Halifax. Vanuit haar verblijfplaats doet zij verslag van haar leerervaringen.
1. Vrouwen, een persoonlijk verslag
verschenen in Nieuwsbrief Zenpeacemakers Lage Landen, april 2017.
Tijdens een van de ceremonies buigen we voor al die vrouwen die belangrijk zijn geweest maar geen erkenning hebben gevonden in de geschiedenis. Mannen, vrouwen buigen. Ik ben in Upaya, zencentrum in Santa Fé New Mexico, gesticht door een van de weinige vrouwelijke roshi’s die er zijn, Roshi Joan Halifax. De shosu vertelt in haar dharmatalk* dat zij zich als meisje van 12 voorbereidde op haar bat mitswa. Ze vertelde de rabbi dat zij ook meer wilde studeren en ook graag rabbi wilde worden. En hij zei: “Maar Amie, meisjes kunnen geen rabbi worden.” Het was voor het eerst dat zij merkte dat meisjes beperkt werden. Haar interesse voor de bat mitswa was meteen weg.
Je ziet wel wat er opkomt, zei Kathie toen ze mij de meditatie-instructie gaf: breng alles wat opkomt diep in je buik. Meer niet, niet benoemen, niet onderscheiden en herkennen, alles wat ik gewend was geraakt in Vipassana. Gedachten komen op, herinneringen, ik laat ze los, adem ze diep in mijn buik. Ineens zie ik gezichten van vrouwen op De Tiltenberg, toen ik er werkte als directeur. Hoge verwachtingen van hun werk en de spiritualiteit ervan. Hoe mij dat beklemde. Onverwacht. Ik was voorbereid op marketing, financiën, op onderhoud van gebouwen, op jaarplannen. Ik was verliefd op de geschiedenis van het terrein en de gebouwen – door de Graalvrouwen gebouwd en gevuld met hun dappere spiritualiteit. Ik hield van de trainingen, sesshins en workshops. Ik was bereid meer dan alles te geven. Ik was niet voorbereid op de verwachtingen aan mij als leidinggevende van een spiritueel centrum.
Zeer pijnlijke situaties ontstonden. Vrouwen die boos waren, ziek werden. Vrouwen met eisen aan mij die ik niet wilde of kon waarmaken. Ik wilde alleen maar De Tiltenberg redden en dat bleek al onmogelijk.
Tranen.
Nu is het 15 jaar later. Door de jaren heen is die herinnering pijnlijk gebleven. Een paar jaar durfde ik geen leidinggevende meer te zijn, maar inmiddels zit ik er weer volop in. Ik ben er goed in, reorganiseren, mensen met zachtmoedige doortastendheid coachen, overplaatsen of ontslaan. Ik kan het, geld werven en structuren omgooien en iets opbouwen met een team samen.
Ik kijk terug en durf het nu, hier in de meditatie, op de plek waar zichtbaar kan worden in de sangha wat vrouwen hebben bijgedragen. Ik voel mijn paniek, de benauwdheid en angst van die tijd. En ik voel waarin ik faalde. Ik kon niet in een paar jaar tijd met compassie voor ieders zwakheid en verlangen het roer omgooien, het centrum een stuk commerciëler maken, sommige mensen ontslaan en anderen opleiden en hun verlangens naar spirituele leiding terug leggen.
Ik was te onervaren met een te grote opdracht.
Zo simpel?
Ja, zo simpel.
2. Koans
Verschenen in Boeddhistisch Dagblad 8 april 2017.
Een zenweekend Koans met Kathy en Norman Fischer. Het is mijn eerste weekend hier in zenklooster Upaya, Santé Fé in New Mexico van een langer verblijf. Koans ben ik altijd uit de weg gegaan. Mij veel te orthodox. De traditionele leer is dat je een koan opgedragen krijgt. Je verdiept je erin en moet een antwoord geven op de vraag waar het om draait. Je komt bij de leraar, geeft je antwoord en hij zegt dan dat het fout is en klingelt zijn bel en weg ben je. Tot je het, misschien na maanden pas, juist hebt: volgende koan. Ik zie er het nut niet van.
Nu lezen we groepsgewijs een koan. Dit is zo'n koan, een beetje een makkelijke om mee te beginnen:
Yunyan asked Daowu: "What does the Bodhisattva of Great Compassion do with so many hands and eyes?"
Daowu said: "It is like someone reaching out for the pillow at night."
Yunyan said: "I understand"
Daowu said: "How do you understand?"
Yunyan said: "All over the body is hands and eyes."
Daowu said: "You said a lot there, but you got only eighty percent."
Yunyan said: "What about you, elder brother?"
Daowu said: "Throughout the body is hands and eyes."
De leraren geven basisinformatie, kennis van de context als belangrijke richtingaanwijzers in het begrijpen van het verhaal. Hier gaat het om twee bevriende leerlingen die elkaar bevragen om tot meer inzicht te komen. De Boddhisattva moet je zien als een verlichte leraar die blijft terugkeren naar de wereld om anderen te helpen. De heilige van de grote compassie wordt altijd met veel armen en ogen afgebeeld. Dan geven de leraren hun gedachten. Zij begrijpen de koan als een leerweg voor hier en nu. Ze vinden andere aspecten interessant en hebben interpretaties die naast elkaar blijven bestaan. Geen exegese van de ene betekenis. Geen leraar die je wegstuurt als je niet het juiste antwoord geeft. Het verhaal heeft alleen betekenis als je iets begrijpt. Jouw leven is het antwoord. Jij moet de betekenis kunnen leven.
Ik begrijp deze koan zo: Je lichaam heeft niet overal handen en ogen maar ís overal ogen om te zien en handen om te geven. Je oren, buik, je voeten, alles is om mee waar te nemen en mee uit te reiken naar een ander. 's Nachts in je halfslaap tast je naar wat zacht is. Zo kun je uitreiken naar de noden van de wereld als je wereld niet meer om je eigen kleine zorgen draait. Als je het lijden in de wereld ziet, kun je niet anders meer dan zien en geven wat je kunt geven.
3. Seider, volle maan en zen
Lange tafels aan elkaar gekoppeld, gedekt in de serre. We hebben de Full Moon ceremonie gehouden in de zendo. Het is volle maan en iedere maand is er dan een ceremonie van zuivering en hernieuwing van geloften en voornemens. Vandaag wordt er aansluitend Seider gevierd. Dat is niet gebruikelijk maar de leraar, Norman Fischer, is van huis uit Joods, zoals zo heel veel zenleraren in de V.St. En de Seideravond is hem dierbaar.
Ik ben blij verrast. Ik dacht de hele paastijd over te slaan hier in zencentrum Upaya in Santa Fé, New Mexico. Boeddhisten vieren geen Pasen. Maar zie, ook hier interreligiositeit.
We zitten midden in een drieweekse lente-retraite. Gisteren was de eerste seideravond van het Joodse Passover, de tijd voor Pasen. Gisteren hebben de kloosterlingen een maaltijd gekookt voor 125 daklozen in deze rijke stad (wat nog maar een klein deel is van het werkelijk schrikbarende aantal daklozen dat je hier treft). Dat was de eerste Seideravond. Vanavond de tweede Seideravond vieren we onderling. Ik ben helemaal blij. Ik mis mijn eigen traditie, het Seidermaal in De Duif en nu krijg ik het op een presenteerblaadje aangereikt.
De leraar houdt zijn pet op en vertelt van de Seideravond. Hij vertelt over de herkomst van het feest: de uittocht van de Joden uit Egypte, land van slavernij en benauwenis. Als zenleerlingen kennen we dat, wij mediteren hier ook om de benauwenis achter te laten, alle verleidingen van de slavernij, en om de vrijheid te vieren.
Dan vertelt hij over de betekenis van alle gebruikte etenswaren. Het belangrijkste is de matze, het ongerezen brood, om het pure in ons te voeden nadat alle etenswaren waar mogelijk gist in verwerkt is verwijderd zijn uit huis. Het lijkt op onze Full Moon-ceremonie waar we onszelf gereinigd hebben voor we eten met elkaar. De wijn, hier druivensap, om te toosten op het leven. De bittere mierikswortel die gemengd wordt met het zoete, zoals dat ook in het leven het geval is. Lamsbouten, die in dit vegetarische klooster verbeeld worden door rode bietjes, vanwege het lamsbloed aan de deurposten die de engel des doods deed voorbijgaan. Omdat er altijd iets opgeofferd moet worden voor de vrijheid.
We luisteren naar het verhaal van het joodse ritueel, naar de joodse gebeden. We zingen joodse liederen (er blijken heel wat joodse zenleerlingen te zijn!), we eten, drinken, toosten. Én, geheel in lijn zoals we dat in De Duif ook kennen, bespreken we met elkaar een vraag. Hier is de vraag wat ons tegenhoudt om vrij te worden, en wat het is dat ons vrijmaakt. Het gesprek eindigt met dat je gesprekspartner jou een confronterende vraag stelt.
Als ik vertel over mijn leven krijg ik de vraag of ik niet datgene waar ik goed in ben en wat inmiddels mijn comfortzone is geworden moet loslaten voor datgene waar ik een passie voor voel. Hmm, een duizelingwekkende vraag. Daar ga ik de komende tijd maar eens op mediteren.
4. Dokusan
Verschenen in: Boeddhistisch Dagblad 4 april 2017.
Dokusan is het onderhoud met de leraar tijdens je zenretraite. In de stilte komen alle ongemakken en spoken te voorschijn. Dat is je praktijk, en in het onderhoud stel je je vragen. Wat is je beoefening nu, wat is het belangrijkste op dit moment. Als ik erover na ga denken komt er niets. Nee, de opdracht is ermee rond te lopen, met die vraag. “Wat is de belangrijkste kwestie in mijn beoefening?” Dat wil zeggen, ik ga de stilte gebruiken om deze vraag te herhalen zonder een antwoord te zoeken. Gewoon herhalen en ontvankelijk zijn voor een antwoord, alsof het door iemand anders aan me verteld zal worden.
Dan word ik getroffen door de gesproken woorden van de Shuso bij haar installatie aan het begin van de drieweekse Ango*. “I am not ready for this, this is a too big responsability.”. Zoiets kan je formeel uitspreken, als uiting van je bereidheid om nederig te zijn. Maar Amie zegt het oprecht, zacht, vriendelijk, terwijl ze daar staat in vol ornaat, wetend dat ze de opdracht gaat accepteren. “Ik doe alles nog fout, mijn raksu zit nog steeds verkeerd.” “Dat is precies wat we nodig hebben” zegt Kathie, een leider van de Ango, “Jij helpt de sangha en de sangha helpt jou.”
Dit raakt mij. Ik moet lachen en tegelijk biggelen er tranen over mijn wangen. De vriendelijkheid waarmee zij haar twijfel onder woorden brengt is ontwapenend. Kan dat, kan je zo vriendelijk zijn tegenover je angst dat je de verantwoordelijkheid niet aankan?
In de meditatiepraktijk weet je dat al je gevoelens altijd over jezelf gaan, over je eigen overtuigingen. Als iets je raakt, onderzoek dan wat dat over jou verteld. Ik besef dat het de ontspanning is die tranen brengt, de mogelijkheid van een andere weg dan die ik altijd ging. De aanmoedigingen dat ik het kan, de ervaring dat ik het kan: die waren er altijd. Toch heb ik altijd dat gevoel dat de dingen die ik graag wil te zwaar zijn voor me. Op allerlei manieren heb ik mij in het leven daar doorheen geslagen, meestal met groot lef, in vol ornaat. Soms in gevecht met anderen die zouden denken dat ik het niet aankan, soms boos op mezelf. Soms wakker liggend en doodsangst uitstaande, en het toch doen. Vaak aangespoord door anderen ging ik de dingen aan. Ik weet hoe ik een harnas aan kan trekken en op weg kan gaan op mijn ros. Maar kan het ook zonder gevecht, zonder boosheid? Kan het in contact met anderen, zachtmoedig stuntelend? Kan ík dat ook?
Ik besef dat dit mijn beoefening is van het moment, mijn belangrijkste kwestie. Dit is de vraag die ik in dokusan ga voorleggen.
5. Sesshin
Verschenen in Boeddhistisch Dagblad 25 april 2017
Wat is nu eigenlijk de intentie van zen, vraag ik de leraar, Norman Fischer, aan het begin van de sesshin, hier in Upaya in Santa Fé. Ik begrijp het verschil tussen het waarnemen van de bewegingen van de geest, die ik in Vipassana leerde, en het naar je buik brengen van al je gedachten. Ik voel het verschil. Vipassana levert me scherpte op, inzicht in wat mijn geest allemaal tevoorschijn tovert. Op zijn best is mijn meditatie als een laserstraal, dwars door alle gemoeds- en geestesbewegingen. Nu ben ik wat onthand. Zen ben ik verleerd.
Na twee weken ‘personal practise’ is de sesshin gestart. Dat betekent verdubbeling van ochtend- en avondmeditatie, volledige stilte behalve de dagelijkse dharmatalk, en alle maaltijden in oriyoki-stijl. Dat wil zeggen, we eten in de zendo: wij in meditatiehouding en het eten wordt hoog gedragen binnengebracht en per persoon in onze bowls geserveerd, een voor een. Het is een heel ritueel met wat onwennigheid de eerste paar keren. Want alles is volgens een bepaalde orde. Hoe je je bowls uitpakt, neerzet, vult, wanneer je eet en hoe. Ook het schoonmaken van je bowls, lepel en eetstokjes gaat ceremonieel evenals het inpakken van je bowls. Het lukt me om de vereiste lotusbloem telkens mooi bovenop mijn pakje bowls gestrikt te krijgen.
Dankzij mijn knie, die ik niet teveel moet belasten, ben ik op een stoel gaan mediteren. Dat scheelt me een hele hoop pijn. Echt comfortabel wordt het natuurlijk niet-alledaags je 40 minuten stil moet zitten.
De eerste dag slaap afgewisseld met pijn. De dag erop wordt het helderder. Dan een dag waarin ik helemaal blij ben met alles, alles is perfect zoals het is. Onmiddellijk afgestraft met een dag vol irritatie en scepticisme. Mijn buurvrouw op de mat snift voortdurend. Mijn irritatie kon ik niet oplossen door mijn buurvrouw die eindeloos snifte, te vragen ermee te stoppen. We zijn immers stil en op onszelf. De irritaties in mijn buik laten zakken is als een ruitenwisser in de stromende regen, het werkt maar heel even. Ik neem toch maar weer mijn toevlucht tot de Vipassana en onderzoek het gevoel. De scherpte in de irritatie herken ik als oud zeer, en ik doorvoel mijn woede, herken oude pijn erin van niet gezien en gekend worden in wat ik nodig heb, en dan is het weggebrand. De heftigheid van de irritatie is weg. Als ik nu vraag om aandacht voor het sniffen, is het zonder ergernis. Sniffen is alleen maar afleidend. Meer niet.
We bestuderen een oude tekst: ‘Vasubandhu’s 30 verses’, aan de hand van het boek met uitleg en commentaar van Ben Connelly. Vasubandhu probeerde 13 eeuwen geleden al de Mahayana traditie te verzoenen met de Theravada, zoals ik nu de Zen met de Vipassana.
“Seeds of karma”, noemt Norman de oprispingen zoals ik had met mijn irritatie. Alles wat in jou opkomt is gevolg van karma, een effect van wat je eerder deed of naliet. Daar kun je niets aan doen. Maar er is een moment tussen de ervaring en je reactie, en daar ligt je vrijheid. Je kunt die oprispingen voelen en zo verwerken, zonder erin te geloven dat de buitenwereld moet veranderen. Reageer je je irritatie af met gevoel dat je in je recht staat, of verwerk je eerst je emotie en ga je dan pas naar die ander reageren? Daarin ligt het verschil van wijsheid.
De zes zintuigen (alle zintuigen inclusief het denken) transformeren, leert Vasubandhu, leidt tot onderscheidingsvermogen – je ziet scherper wat van jou is en wat van een ander. Verwerken van karma maakt dat je het algemeen menselijke in alles wat in je opkomt herkent. Wat ik ervaar, ervaren alle mensen telkens weer. Iedereen neigt erin de werkelijkheid te willen veranderen omdat die ons lijkt dwars te zitten, maar dat is een illusie. Lijden is universeel en onze neigingen dus ook. Zo kan dit inzicht tot compassie leiden met alle levende wezens. En dat is precies de intentie van zen, krijg ik als antwoord van de leraar. Zen leidt tot compassie met jezelf en alle levende wezens. Ik ervaar het als een zachte kwetsbaarheid, die ik deel met iedereen.
6. Gronding
Op de eerste dag van de training Being with Dying* werden we gevraagd wat we wilden achterlaten. Ik had niets achter te laten. Ik was al meer dan 5 weken onderweg. Ik had mijn verdriet gevoeld bij de lenteretraite, had als een blij ei langs de kust van Californië vakantie gevierd met mijn vriend Lars. Nu weer terug in Upaya was er niets dat me bezwaarde.
Ik had wel een wens: te voelen wat er te voelen viel. Ik verwachtte dat oud verdriet zich zou laten zien. De doden leven in ons en we zouden bij de dood en onze doden zijn de komende tijd. “Laat me het lef hebben te voelen wat in mij huist”, wenste ik. Ik heb geen dagelijkse praktijk met stervensbegeleiding, maar ik verwacht dat wat ik leer me zal helpen bij alle andere moeilijke situaties waar ik in terechtkom.
Er waren sessies, theorie (neuroscience en ethiek) en vooral ook veel praktijk. Oefeningen, groepjes en geleide meditaties. Vooral Tonglen-meditatie, het inademen van alle zwaarte en pijn en het uitademen van lichtheid en liefde. Dat is een effectieve manier om compassie te ontwikkelen voor wat ons neigt af te schrikken. Ik had het vaker gedaan en we pasten het toe op onze ervaringen met de dood. Ik was weer dicht bij verdriet om verlies dat nooit verdwijnt maar wel zachter en eigener wordt.
Voor het concrete begeleiden van mensen bij sterven leerden we het ‘Grace’-model. Iedere letter herinnert ons aan iets belangrijks. G van gronding**, stevig in je eigen lijf aanwezig zijn. ‘Plug in’ noemde een van de begeleiders deze wijze van zitten. Ik ging zitten met een rechte rug en plugde mijn zitbotjes in de stoel. Dat werkte. Niet overstrekt met een holle rug, niet gekromd hangend. Stevig in je eigen lijf aanwezig zijn en weten wat je gewaarwordingen zijn is nodig voor de R. Roep je intentie in herinnering. Waarom doe je wat je doet? Het is belangrijk te weten waarvoor je hier bent. Ik ben hier omdat ik alle aspecten van het leven wil onderkennen en ermee overweg wil kunnen gaan. Die intentie voelt sterk en motiverend. Als je je intentie weer weet, dan kun je naar de A: afstemmen op je eigen lijfelijke gewaarwordingen en emoties en op die van anderen. Als je de verschillende emoties herkent in je eigen lijf, dan kun je ook die van anderen aanvoelen. En dit bevreemdde me, er waren weinig emoties bij de verschillende oefeningen terwijl ik wel die van anderen kon herkennen. C: check de verschillende reacties en mogelijkheden, dan kun je kiezen hoe je wilt reageren. Dat is E: effectief handelen.
De meditaties leidden ons langs de dood, de dood van dierbaren en onze eigen dood. Beetje bij beetje gingen de meditaties dieper totdat we onze eigen dood helemaal doorleefden, een voor een het einde van alle verschillende zintuigen – althans, voor zover we ons dat konden voorstellen uiteraard.
Nee, er was geen angst of schrik, geen afkeer of weerstand. Geen gevoelens die opspeelden, geen heftig verdriet om de dood van anderen. Ze waren me wel nabij: mijn zus Marja en mijn moeder, mijn vriend Carl en vriendin Trees – als de belangrijkste mensen wiens sterven grote invloed hadden op mijn leven. Maar het bevreemde me dat er zo weinig te voelen viel aan eigen emoties. Anderen lieten hun tranen zien, hun onmacht of verdriet. Toch voelde ik me geen outsider van de training en zeker geen koele kikker. Een klein stemmetje in me zei: ‘het is de gronding’. Het stemmetje was zo klein dat ik het bijna verwaarloosde. Maar mijn verwondering was gewekt. Ik verwachtte emoties die verborgen waren, maar het bleek de gronding die nieuw was. De kracht ervan voelde ik net zo sterk door me heen golven als de kracht van mijn intenties. Ik zag ineens mijn patroon: beschouwen van en denken over mijn emotie, in plaats van deze lijfelijk doorvoelen. Gronding helpt om te voelen en te laten gaan en niet in het denken te blijven ronddolen. Ingeplugd in de aarde zijn geeft stabiliteit en kracht. Hangend in je stoel ben je reactief naar wat je overkomt. Rechtop met een holle rug ben je juist gespannen en te bepalend. Rechtop en ingeplugd, voelde ik, is er balans tussen ontvangen en reageren. Ik zit weinig rechtop. Het is mijn gewoonte om te wiebelen, dan weer eens onderuit afwachtend, dan weer gespannen overal op reagerend, mijn vingers verfrommelend.
Wat een ontdekking. Er is een houding die het juiste midden houdt. Die mij in het juiste midden houdt. Daar moest ik het de komende tijd maar eens mee doen.
Zie ook voor de zoektocht naar hulp voor daklozen, met name in Californië Dweilen met de kraan open, hulp aan daklozen in Californië.