Wilt u kennis maken oude overwegingen van mij of mijn collega's bij De Duif, klik dan op
Overwegingen basisgemeente De Duif, en kijk bij de index van De Duif onder Informatie bij 'voorgangers'.
Zondag 23 december 2007 - Wie zijn wij om zo groot nieuws te horen?
Inleiding
Goedemorgen, welkom lieve mensen – fijn om in deze prachtige ochtend hier weer samen te zijn. We zijn op weg naar Kerst. In deze advent hebben we het thema: Een engel komt langs – en we belichten de verhalen rond de stal waar een engel zich in het dagelijks leven stort. Vandaag krijgen de herders op de velden bezoek van een engel, of eigenlijk van een hele engelenschaar.
Ik vind het een lastige klus om de overbekende verhalen als nieuw te beleven en te vertellen. Het verhaal van de herders is zo bekend, ze liggen daar bij nachte op het veld trouwe de wacht te houden en ja, ze hebben hun schaapjes geteld.
Dit jaar neem ik daarom één dimensie uit dat verhaal van die herders. Het gaat om dit aspect: zij zijn verrast, geschrokken, wat een schrik – waarom zij. Waarom wij – “wie zijn wij, om zulk groot nieuws te horen?”
Daar kunnen we ons allemaal goed mee vereenzelvigen. Dat had ook ons verhaal kunnen zijn. Ook wij schrikken er soms voor terug om Groot Nieuws te horen en erop af te gaan, om zelf belangrijk te worden en het verschil te maken.
Laat een ander dat grote nieuws maar horen – ik zit liever op de bank met een boek. Aan mijn hoofd geen engelengezang. Of toch wel?
We gaan het erover hebben, over die roep van de engelen, vanmorgen, met muziek en gebed, met inkeer.
En laten we dan nu met dat laatste beginnen. We ontsteken de laatste adventkaars en gunnen onszelf een paar ogenblikken stilte voor we ons voorbereiden op de het Grote Nieuws.
Lezing 1: Anselm Grün
De engel van hartstocht wil ons uitdagen met alle kracht van ons hart te leven, en niet maar op het spaarvlammetje voor te sudderen. Als een mens niet meer tot een grote hartstocht in staat is, dan wordt zijn leven saai en vervelend. Het verliest zijn smaak. Dat is zeker niet in de geest van Jezus, die ons heeft aangespoord het zout van de aarde te zijn, deze wereld te kruiden met onze levendigheid.
Lezing 2: Lucas 2
Lezing 3: Marianne Williamson
Onze grootste angst is niet dat we ontoereikend zijn.
Onze grootste angst is dat we krachtig zijn, meer dan middelmatig. Het is het licht, niet de duisternis, dat ons beangstigt. We vragen ons af, wie ben ik om stralend te zijn, schitterend getalenteerd en fantastisch?
Maar, als je eerlijk bent, waarom zou je dat niet zijn?
Je bent een kind van God. Jezelf klein maken dient de wereld niet. We zijn geboren om de majesteit van God te laten zien, die ook in ons schuilt. Die is niet in sommigen van ons, maar in ons allen. Door ons eigen licht te laten schijnen, geven we anderen toestemming dat ook te doen.
Bevrijd van onze eigen angst, bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen.
Overweging
Iedereen kent dat wel van die sudderperioden in je leven dat alles zo zijn gangetje gaat en de verveling toeslaat. Er bruist niks, geen plannen, geen nieuwe zorgen ook – het oude sleept zich zo’n beetje voort. Je hebt het allemaal wel gezien en geaccepteerd, je leven, met zijn voors en tegens. Pas geleden hoorde ik iemand verzuchten: “Nog 22 maanden, dan zit het er voor me op”. Ik schatte in dat hij het over zijn pensioen had. Geen passies, geen drama’s. Je leidt je leventje. Is dit het nou, denk je dan wel eens, als je – na alweer een dag voorbij – je tanden staat te poetsen. Een beetje ontevreden ben je maar toch ook niet bereid tot grote waagstukken.
Wellicht heb je je gestoten aan het leven, was het avontuur dat je bent aangegaan ingrijpend, zwaar, heeft het je erg op de proef gesteld. Misschien schaam je je voor jezelf. Heb je misschien een relatie stuk laten gaan op een manier waarvan je achteraf denkt: had ik nou niet slimmer kunnen zijn? Ben je door een scheiding het contact met je kinderen kwijt geraakt? Of heb je je baan opgezegd voor een ideaal, dat te zwaar bleek te zijn en waaraan je je hebt vertild. Je gezondheid is eraan gegaan, het leven heeft je gebroken. Je blijft liever veilig op de bank zitten – en laat het avontuur over aan jongeren die nog in passie en idealen geloven.
De herders hoeden hun schapen, één engel zou misschien nog wel te negeren zijn, maar een hemelse schaar niet meer! Wees niet bang wordt hen gezegd. Bang, waarvoor zijn ze bang? Is het de schrik om een hemels licht of is het misschien angst om hun hachje, omdat ze uitgedaagd worden uit hun veilige schapenwereldje te stappen, op zoek te gaan naar Groot Nieuws?
Je veilige plek kán je gevangenis worden. Natuurlijk, ieder mens heeft een veilig thuis nodig. Kinderen in oorlogsgebieden zonder veilig huis lopen de vreselijkste trauma’s op. En ook hier, wijzelf, wij kunnen ons vast ook nog herinneren wanneer wij als kind onze veiligheid kwijt raakten en hoe ons dat heeft beschadigd. Dus een veilig huis, een veilige relatie of veilige vrienden, een baan of inkomen met zekerheid – dat is allemaal een voorwaarde om tot bloei te komen.
Maar je kunt jezelf ook verschansen in die veiligheid. Als een situatie, een relatie, een baan, een huis niet meer bevredigend is, ons echt niet meer vervuld – wat dóen we er dan nog? Je kunt je leventje zo hebben ingericht dat je jezelf dat niet eens meer durft af te vragen. Misschien kent u de psychologie theorie van de schuttersputjes. Mensen die veilig willen zijn graven zich een hol en vandaar uit schieten ze op alles wat beweegt. Veteranen, soldaten die trauma’s hebben opgelopen in de oorlog, kunnen hier in extreme mate last van hebben. Ze kunnen zichzelf alleen nog maar verdedigen, beschermen om te overleven. Van nieuwsgierig iets onderzoeken en ondernemen in het leven is geen sprake meer. Maar niet alleen veteranen hebben hier last van, wie heeft niet zo zijn eigen schuttersputjes. Heb jij niet ook je eigen manieren van reageren – je patronen waarmee je onschadelijk probeert te maken wat er op je pad komt?
Durf eens eerlijk te kijken naar je eigen eerste reacties. De manier bijvoorbeeld waarop je innerlijk een oordeel over een ander uitspreekt. Hoe snel je interpreteert wat een ander bedoeld zal hebben. Hoe snel je je mening klaar hebt. Je irritaties als het niet zo gaat als jij vindt dat het moet gaan. Al die manieren waarmee je voortdurend tegen het leven zegt: “het is niet goed zo, het moet zoals ik denk dat het het beste is.”
De vraag die je jezelf zou kunnen stellen is: kan ik een ander nog open aankijken? Kan ik een ander mens nog ontmoeten, echt ontmoeten, zonder oordeel, zonder verdediging, zonder maniertjes? Kan ik me nog laten raken, me nog onzeker laten maken, het niet weten – verrast zijn, enthousiast, nieuwsgierig? Durf ik de uitdagingen in het leven aan te gaan, ook al ben ik bang een figuur te slaan?
Vrijheid lijkt eng, onbekend – waar moeten die herders naar toe? Geen idee – ze gaan gewoon op weg, op zoek naar een onbekend kind. Een messias is geboren – zullen ze wel worden toegelaten – smerig en onbehouwen als ze zijn? Ze zouden kiezen voor hun gevangenis van veiligheid als ze zichzelf hadden tegengehouden. Ze hadden het zichzelf best kunnen vertellen: “Ach, die koningen en hoge dames en heren – die minachten ons, ze laten ons echt niet binnen. Nee, we blijven lekker op ons weitje hangen. We hoeven ons niet te verbeelden dat we iets voorstellen. Het licht straalt heus niet voor ons. Als je voor een dubbeltje geboren bent word je nooit een kwartje.” Hoort u het cynisme? Misschien herkent u het wel – ieder mens heeft wel spoortjes cynisme in zich, van die sneren naar waar wat eigenlijk erg verlangt.
Cynisme is gestolde wanhoop. Achter die schuttersputjes en gevangenissen van veiligheid zit de hoop op echte vrijheid. Een hoop en verlangen naar vrijheid die gesmoord is door de angst dat het niet waar is, dat het niet bestaat – die fantastische, stralende, getalenteerde persoon die ‘ik’ ben. Ík???
Maar in de innerlijke strijd tussen veiligheid en vrijheid wint uiteindelijk de vrijheid het van de veiligheid. Vertrouw op die engel van hartstocht die ons tot leven roept. Veiligheid is noodzakelijk, maar op een gegeven moment moet je eruit weten te breken om tot echt leven te komen, tot vrijheid, tot jouw leven vanuit jouw inspiratie en jouw creativiteit – jouw kracht.
Dat voelt gevaarlijk, dat kan zelfs doodeng voelen. Maar wat is leven anders dan het leven hartstochtelijk liefhebben en ervoor gaan, meemaken en dús ook slijten aan het leven. Een reporter hoorde ik ooit tegen Wim Kok zeggen dat hij er de laatste tijd ouder was gaan uitzien. “Ja” zei Wim Kok, “er is nog meer leven doorheen gegaan”. Wijze woorden – ja het leven is ook slijten, verliezen, sterven. Aan leven ga je dood. Dat is wat ons uiteindelijk zal gebeuren, vroeg of laat – maar laat die naderende dood ons stimuleren om de kansen te grijpen die ons nú geboden worden.
Kansen grijpen. Soms komen er dingen op je pad, een persoon, een baan, vrijwilligerswerk. Je wordt voor een keuze gesteld – je kunt de kans voorbij laten gaan of je kunt hem grijpen. Mensen hebben zelden spijt van beslissingen die ze hebben genomen, hoe ingrijpend ze ook waren. Mensen hebben vaker spijt dat ze hun kansen níet hebben gegrepen. Je hebt het avontuur laten gaan, je vraagt je steeds af hoe het leven zou zijn geweest als … Wie niet waagt, die niet wint!
Leven is een precair evenwicht tussen accepteren en ondernemen. Cynisme hoort er níet in thuis. Dus als er een schare engelen staat de jubelen op het veld, of misschien in je hart – ga er dan op af. Zoek die plek in je of buiten je, waar een nieuw kind is geboren, een wonderlijke geboorte van je nieuwe, eenvoudige, bijzondere, ik.
De engel van hartstocht daagt ons uit om te leven met alle kracht van ons hart. Stook het vuurtje nog maar eens op – het wordt een pittige winter!
Viering Oecumenische Basisgemeente Leeuwarden
23 oktober 2007
Goede morgen, beste mensen. Fijn hier te zijn. Ik ben gevraagd de overweging te houden in deze dienst en dat doe ik met veel plezier. Mijn thuisbasis is Oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam waar ik sinds 16 jaar een van de jaarlijks herkozen voorgangers ben. Samen met Jan en later met Liesbeth heb ik de dienst voorbereid.
Jan vertelde me dat jullie 25 jaar geleden zijn begonnen sindsdien als basisgemeente iedere 2 weken bijeenkomen en samen vieren. Wat jullie bindt is je geloof in een bevrijdend christendom en jullie betrokkenheid op de samenleving. Jullie willen iets bijdragen, iets betekenen voor je medemens en voor de samenleving.
Jan legde mij deze vragen voor om een dienst voor te maken:
Wat is de zin van samen vieren aan de basis?
Welke woorden, gebaren en rituelen kunnen ons helpen bij de basis van de samenleving te blijven?
Wat ís onze basis ook al weer?
Het zijn vragen, die ons in alle basisgemeenten steeds weer bezig houden: hoe kun je toch als kerkgemeenschap dicht bij het onrecht in de samenleving blijven – hoe kun je daar iets voor betekenen. We kunnen natuurlijk als kerkgemeenschap acties voeren, actief in de wereld zijn. Maar basisgemeenten zijn bijna per definitie kerken van vrijwilligers, waar het al heel veel vraagt om de zondagse liturgie als een stevige kern overeind te houden. En juist ook die gezamenlijke liturgie kan ons sterken en richten op onrecht. Niet eens zozeer door politieke items te benoemen, maar wat mij betreft vooral door ons te helpen om open te staan voor de pijn en het verdriet en het onrecht in de samenleving. Die liturgie kan ieder van ons persoonlijk helpen om lef te ontwikkelen om naar de pijn van mensen toe te gaan en niemand in de steek te laten – hoe onze politieke ideeën en idealen ook zijn, hoe we dat ook vormgeven in werk, acties of wat dan ook.
Vandaag gaan we het daar over hebben. Ik heb twee teksten uitgekozen, een tekst van Jezus’ publieke erkenning tijdens zijn doop en wat er op volgde. Daarnaast heb ik een tekst van Pema Chödrön uitgekozen. Die is niet makkelijk, daarom leg ik hem op voorhand alvast een beetje uit. Pema Chödrön is een Amerikaanse vrouw die Tibetaanse non werd en nu abdis in een klooster in Canada – een heel bijzondere vrouw die prachtige boeken schreef. Chödrön zegt dat ware spiritualiteit niet is je te verheffen, de berg op, weg van al het aardse gedruis. Echte spiritualiteit is juist er naar toe gaan, naar je dronken broertje toe, naar je schizofrene zusje, onze gekwelde dieren en vrienden. We gaan het horen.
Ik wens ons allen een goede inspirerende dienst.
Lezingen
Matteus 3:13-17, 4:1-11
Pema Chödrön, uit: Als je wereld instort (zie op deze pagina, overweging 23 september De Duif)
Overweging 23 oktober 2007
Spirituele leiders, wereldleiders, maar ook schrijvers en vooral filmsterren kennen allemaal de risico’s van macht en erkenning. Ze kennen de verwachtingen die met erkenning gepaard gaan, de stress van de voortdurende media-aandacht en de verleidingen van de plotselinge toegankelijkheid van geld, status en sex.
We horen van ze: de wereldleiders met vette buitenlandse rekeningen, goeroes en spirituele leiders die machtswellustelingen werden, reborn dominees met geheime sekslevens, corruptie, seksueel misbruik van ondergeschikten – vele hooggeplaatsten begaven zich op een hellend vlak waarna ze ineens de diepte indoken.
Wie hoog stijgt kan laag vallen.
Want het zal je maar gebeuren, als je na al je rustige voorbereidingen om naar buiten te treden ineens overstelpt wordt met erkenning en succes. Zie ons eerste verhaal: Jezus laat zich dopen. Niet alleen Johannes herkent in hem de Messias. Ook uit de Hemel klinkt bevestiging: dit is mijn zoon, mijn veelgeliefde. Normaal gesproken eindigt hier de lezing. Iemand heeft ooit bedacht dat hier een nieuw hoofdstuk begint. Maar het verhaal gaat onverbiddelijk verder, alsof er een komma stond: “Daarna werd Jezus meegevoerd door de duivel in de woestijn”. Hij vast 40 dagen en hij wordt beproefd door de duivel. Wat gebeurt hier – waarom gaat Jezus onmiddellijk na zijn doop en erkenning de woestijn in om te vasten? Waarom dat gevecht met de duivel – alsof hij het bewust heeft opgezocht!
Niets menselijks is Jezus vreemd: in hem moet een valse snaar geraakt zijn, een gevoel van eigendunk, van grootheidswaan. Hij heeft zich goed voorbereid, hij kan naar buiten treden. Zijn alertheid, zijn vermogen om innerlijk waar te nemen confronteert hem met de giftige kant van erkenning. Het is de waan die veel hooggeplaatsten hebben ervaren maar vaak te laat hebben onderkend: zolang je succes hebt en iedereen je geweldig vindt, lijk je onaantastbaar.
Jezus moet dat gevoel herkend hebben, dat valse gevoel, en hij is de woestijn in gegaan. Hij is gaan mediteren om de duivel, dat gevoel van eigendunk, uit de tent te lokken. Hij heeft de verleiding van macht en status volledig ervaren, en er nee tegen gezegd. Toen pas was hij sterk genoeg om in zijn missie volledig dienstbaar te zijn, waarmee hij mensen een weg wees om waarachtig mens te zijn.
Dit verhaal vind ik zo bijzonder omdat het aangeeft hoe belangrijk het is dat actie en contemplatie samen op gaan. Je kunt pas sterk staan in de wereld, en een grootse taak op je nemen als je er innerlijk klaar voor bent. Daarvoor moet je een sterk besef hebben van oprechtheid, een grote alertheid voor wat zuiver is en wat niet. Wereldse onzuiverheid zit in jezelf en je kunt het herkennen. Jezus heeft het in zichzelf herkent en hij heeft het opgezocht. Hij heeft de valse snaar niet toegedekt maar heeft hem juist door te vasten opengelegd. Vasten maakt je kwetsbaar en al je mechanismen om jezelf mooier voor te doen dan je bent verdwijnen. Juist je zwakheden komen aan het licht. Jezus is er bewust naar toe gegaan, hij is door 40 dagen te vasten de confrontatie aan gegaan en heeft de duivel overwonnen, of –zoals je dat tegenwoordig zo mooi zegt – hij heeft zichzelf overwonnen.
Meestal wordt er een onderscheid gemaakt tussen maatschappelijk geëngageerde spiritualiteit en de spiritualiteit als de beleving van het individu. De ene spiritualiteit is op rechtvaardigheid in de wereld gericht, op bevrijding van onderdrukten en de andere spiritualiteit is op jezelf gericht, op sterker en gelukkiger mens worden. Soms zag ik de ene vorm terug in de protestantse groepen en de andere in de katholieke.
Maar je kun ze niet scheiden. Er is een brug tussen die twee. De ene vorm van spiritualiteit is niets waard zonder de andere vorm. Alleen op de wereld gericht zijn kan je tot een drammer maken, alleen op jezelf gericht zijn tot een egoïst. Maar alleen als je alert bent op je eigen emoties en beperkingen kun je ware kracht en liefde ontwikkelen. En ware kracht en liefde heb je nodig als naar de bevrijding van iedereen streeft.
Het bijzondere van de benadering van Pema Chödrön, de 2e tekst die we lazen, is, dat ze spiritualiteit helemaal niet ziet als de berg opgaan in steeds mooiere transcendentie, weg van de problemen van het leven. Nee, we laten ons schizofrene zusje niet in de steek om zelf het heil te vinden. Integendeel, de enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle schepselen toe – de pijn in, ook als je niet weet wat je er aan zou kunnen doen.
De reis gaat omlaag, zegt Pema Chödrön, in plaats van het lijden te overstijgen begeven we ons in het tumult en de twijfel. We begeven ons in onze eigen tumult, leggen onze eigen valse snaren bloot, zijn zacht en vastberaden in onze ontwikkeling naar zuiverheid. En we begeven ons in het tumult van een ander in zijn angst en paniek, en zijn dus ook mededogend naar zijn of haar valse snaren.
We begeven ons ook in onze twijfel. Heb ik wel iets te bieden, wat moet ik doen – ik weet niets. Iedereen kent de weerstand, dat gevoel dat je geen zin hebt om op zieken¬bezoek te gaan in dat kale verpleeghuis, dat stinkende ziekenhuis. Je ziet er tegenop iemand te bezoeken die doodziek is, je weet niet wat te zeggen, je hebt niks te zeggen. Smoezen genoeg: hoe goed ken je hem nu eigenlijk, je hebt toch ook niets te bieden, waarom zou je gaan. En daar ga je dan toch maar met je ongelukkige bosje bloemen of doosje chocolade. Om te ontdekken dat het belangrijk was dat je kwam, en dat het genoeg is om te komen en er te zijn, meer niet.
Je hoeft meestal niet veel meer te doen dan aanwezig te zijn, aandacht te hebben, te luisteren, te knikken, mee ontroerd te zijn, mee te lachen. Soms is er een gesprek, maar meestal is je aanwezigheid voldoende.
Het is heel belangrijk om dit te zien. Je zag ertegen op, je bent gegaan, het viel mee. En dan vind je jezelf misschien truttig dat je er tegenop zag, je schaamt je er achteraf voor dat je niet eerder ging. Dat is niet nodig. Het is normaal dat je ertegenop zag, je zou namelijk best graag iets willen doen, maar je weet dat je niets kan doen. En het is logisch dat je opgelucht bent, zo’n vrolijk oord is een ziekenhuis of verzorgingstehuis niet. Daar hoef je je niet voor te schamen.
Liefde wijst ons de weg. Als we van iemand heel veel houden kunnen we dicht bij hem of haar zijn, ook al heeft hij pijn, ook al ontluistert zijn lichaam, al schreeuwt en kermt hij. We kunnen het niet laten om hem vast te houden, te liefkozen. Je schreeuwend kind neem je op schoot. Je stervende geliefde laat je geen seconde in de steek.
Als we dat kunnen voor wie we liefhebben, dan is daar een gebied dat we kunnen oprekken, groter maken. We kunnen die liefde uitbreiden over mensen die ons nu nog onverschillig laten, over mensen misschien waar we een hekel hebben.
Dan zullen er steeds meer mensen binnen ons gebied vallen waar we van vanzelfsprekend liefde geven, meer mensen om te koesteren, te troosten, om met onze aanwezigheid te tonen dat we hen zien. Dan kunnen we ook zacht omgaan met onszelf, onze eigen tekortkomingen.
.Hoe vaker je gaat, je weerstand opzij zet en kwetsbaar als je je voelt toch gaat, des te dapperder je wordt. Je verbergt je niet achter optimistisch geklets, je weerhoudt jezelf om mooie profetische woorden te bazelen, maar je bent er en kijkt en voelt. Hoe vaker je dat doet, hoe meer je leert het juiste moment te onderkennen om een hand vast te houden, het juiste woord te zeggen, de juiste toon te treffen.
Ik vind deze zinnen zo prachtig in het stukje dat we lazen:
“We springen erin. We glijden erin. We stappen er behoedzaam in. We bewegen ons erheen zoals we maar kunnen. We verkennen de werkelijkheid en onvoorspel¬baarheid van onzekerheid en pijn, en we proberen die niet weg te duwen.
Als dat jaren duurt, als dat levens lang duurt, laten we dat zo zijn. In ons eigen tempo, zonder haast of agressie, bewegen we ons omlaag en omlaag en omlaag. Miljoenen anderen vergezellen ons, onze lotgenoten bij het ontwaken uit de angst.”
Je gaat je weg in je eigen tempo. Overvraag jezelf niet, wees zacht. Eis niet van jezelf dat je iets in de wereld doet waar je niet aan toe bent. Maar neem je voor om zo ruim van hart te worden dat je het in de toekomst wel aan zult kunnen.
Het ontwaken van je hart is ontwaken uit angst, zegt Chödrön. We hebben allemaal een klein hartje dat ons angstig influistert dat we ons geluk moeten vasthouden, dat we pijn en verdriet op afstand moeten houden. En dat angstige beklemde hart heeft ongelijk. Als we voorzichtig naar pijn en verdriet toe gaan gebeurt er iets moois: ons hart ontwaakt uit de angst. Een golf van medeleven en liefde ontspringt. Als je hart ontwaakt is er nieuwsgierigheid, openheid. Je wordt geraakt, je laat je raken – je wendt je niet af, ook niet als je pijnlijk wordt geraakt.
Het ontwaakte hart is een hart dat vrij is om het gehele scala van gevoelens te ervaren. Het is open en gevoelig en heeft het vermogen om de wereld te hervormen.
Ontwaakt je hart dan komt liefde in actie. En liefde vindt haar eigen vervulling, haar eigen voeding en verwacht helemaal niets terug.
Hoe groots de dingen ook zijn die we in de wereld te doen hebben – als wereldleider of crècheleider, als goeroe of vrijwillig voorganger in de basisgemeente, we hebben allemaal met onze valse snaren en verleidingen te maken. Hemelschokkend zullen onze acties, ons werk, ons contact met anderen waarschijnlijk niet gauw zijn. Soms is bij pijn en verdriet zijn makkelijker dan we dachten. Soms valt het tegen om bij pijn of lijden te zijn. Dan is het zwaar en worden we geraakt in onze eigen angst en pijn óf we beginnen onszelf juist beter te vinden dan een ander. Dan is het goed stil te staan bij je innerlijke emoties of je gedachten over jezelf en anderen.
Besef: altijd is het bevredigend en vervullend om je te laten raken en niet weg te rennen. Dit is wat we in de kerk te doen hebben: je hart laten ontwaken, alertheid trainen, de bemoediging te horen en het lef ontwikkelen om naar pijn en valse tonen toe te gaan – pijn van onszelf, van anderen – valse tonen in ons ego, valse tonen buiten ons. Dit is een dienstbare alertheid om de grootse dingen te kunnen doen in de wereld die op ons pad komen: grootse dingen – hoe klein van formaat ze ook zijn.
Amen.
Zondag 23 september 2007 - "Het ontwaakte hart"
Inleiding
Lieve mensen hartelijk welkom,
op deze autoloze zondag, gelukkig met mooi weer. Fijn dat jullie gekomen
zijn!
Precies tien jaar geleden was deze Duif betrokken bij een kerkelijke
estafette van kerkasiel. Veertig dagen lang logeerden tien uitgeprocedeerde
Iraanse asielzoekers hier in de Duif. Daarvoor en daarna logeerden zij
in andere kerken, en uiteindelijk kwamen ze weer opnieuw in procedure.
We waren toen nog alleenheersers van deze kerk, het was van voor de restauratie
en de betrokkenheid van Stadsherstel.
In de kapel hadden zij hun huiskamer, in de bovenkamer sliepen zij, in
de kerk werd getafeltennist en gejudood. In het kantoortje van de Duif
hielden Duiven de wacht, 24 uur achter elkaar door, wakend of slapend.
Het was een intense tijd van betrokkenheid.
Onze bijdrage toen was misschien een druppel op een gloeiende plaat –
maar al die druppels samen maken het verschil.
We mogen blij zijn dat meerdere van hen een verblijfsvergunning hebben
gekregen en degenen die niet uit wanhoop zijn vertrokken of zijn uitgezet,
hebben nu hopelijk dankzij het generaal pardon een verblijfsvergunning
gekregen.
De vraag die ons steeds weer bezig houd is: hoe kun je toch als kerkgemeen¬schap dicht bij het onrecht in de samenleving blijven. We kunnen niet als kerkgemeenschap voortdurend acties voeren. We zijn een kerk met vrijwilligers waar het al veel van ons vraagt om de zondagse liturgie als de spil overeind te houden. En die liturgie kan ons helpen om open te staan voor de pijn en het verdriet en het onrecht in de samenleving. Die liturgie kan ieder van ons persoonlijk helpen om lef te ontwikkelen om naar de pijn van mensen toe te gaan en niemand in de steek te laten – hoe onze ideeën en idealen ook zijn.
Vandaag gaan we het daar over hebben. Ik heb een tekst van Pema Chödrön uitgekozen, die is niet makkelijk, daarom leg ik hem op voorhand alvast een beetje uit. Pema Chödrön is een Amerikaanse vrouw die Tibetaanse non werd en abdis in een klooster in Canada – een heel bijzondere vrouw. Chödrön zegt dat ware spiritualiteit niet is je verheffen, de berg op, weg van al het aardse gedruis. Echte spiritualiteit is juist er naar toe gaan, naar je dronken broertje toe, naar je schizofrene zusje, onze gekwelde dieren en vrienden.
Ik wens ons allen een goede inspirerende dienst.
Eerste lezing: Amos 8:4-7
Tweede lezing uit: ‘Als je wereld instort’ van Pema
Chödrön
Spirituele bewustwording wordt vaak omschreven als een tocht
naar de top van een berg. We laten de dingen waaraan we gehecht zijn en
onze wereldse instelling achter en klauteren langzaam naar boven. Aan
de top hebben we alle pijn getranscendeerd. Het enige probleem met deze
metafoor is dat we alle anderen achterlaten – ons dronken broertje,
ons schizofrene zusje, onze gekwelde dieren en vrienden. Hun lijden gaat
door en wordt niet verlicht door onze eigen ontsnapping.
Tijdens het proces voorafgaand aan de ontdekking van het ontwaakte hart,
gaat de reis omlaag, niet omhoog. Het lijkt alsof de berg naar het centrum
van de aarde wijst in plaats van oprijst in de hemel. In plaats van het
lijden van alle schepselen te transcenderen begeven we ons in het tumult
en de twijfel. We springen erin. We glijden erin. We stappen er behoedzaam
in. We bewegen ons erheen zoals we maar kunnen. We verkennen de werkelijkheid
en onvoorspelbaarheid van onzekerheid en pijn, en we proberen die
niet weg te duwen.
Als dat jaren duurt, als dat levens lang duurt, laten we dat zo zijn.
In ons eigen tempo, zonder haast of agressie, bewegen we ons omlaag en
omlaag en omlaag. Miljoenen anderen vergezellen ons, onze lotgenoten bij
het ontwaken uit de angst. Op de bodem ontdekken we de geneeskrachtige
stroom van het ontwaakte hart. Helemaal onderaan, midden in het tumult,
ontdekken we de liefde die niet sterft.
Derde lezing: Shantideva
Zelfs als ik dingen
doe ter wille van anderen
komt er geen gevoel van verbazing of eigenwaan op.
Het is alsof ik mezelf voed;
ik verwacht niets terug.
Overweging
Het kerkasiel, 10 jaar geleden was een actie waar veel Duiven aan meededen. We vonden het wel leuk om
40 dagen bij te dragen aan een actie om uigeprocedeerde Iraanse asielzoekers
in de belangstelling te zetten, om hen te ondersteunen.
Het kerkasiel was een antwoord op de vraag die ons door de loop van jaren
steeds weer bezig heeft gehouden. En die vraag is hoe je je toch verhoudt
als kerkgemeen¬schap ten opzichte van het onrecht in de samenleving.
Een oecumenische basisgemeente zijn betekent, dat we uit onze eigen basis
onze gemeente opbouwen. Geen hiërarchie van boven naar beneden, maar
waar er 2 of 3 in zijn naam verenigd zijn – daar is onze God aanwezig.
En dit uitgangspunt is wel degelijk een spiritueel uitgangspunt. Er is
geen priester die bemiddeld naar God, geen geloofsleer die wij volgen.
We kijken niet omhoog naar de priester en zo uiteindelijk naar God. Wijzelf
zijn degenen die ons spirituele pad zullen moeten banen, hier en nu in
deze wereld. We zijn niet omhoog maar omlaag gericht.
De vraag of er politiek in onze overwegingen en in ons gesprek hoort
te zijn – is al een tijd niet meer aan de orde in De Duif. Vroeger
werd er wel degelijk over gesproken. De laatste keer was denk ik bij het
referendum over IJburg – toen er een stemadvies werd gegeven. Nee,
we zijn het geloof ik wel eens, in de kerk geen standpunten over politieke
besluiten, over deelname aan oorlogen, over begrotingen en algemene beschouwingen.
Toch zijn we wel degelijk betrokken bij maatschappelijke problemen, en
vinden daar inspiratie voor in de bijbel. In Oudtestamentische teksten
gaan de profeten tekeer tegen de uitbuiters van de armen, tegen degenen
die willens en wetens de zwakken een poot uitdraaien – die liegen
en bedriegen en tegelijkertijd de schone schijn in stand houden. We lazen
net nog de profeet Amos, die flink tekeer gaat en die de uitbuiters bezweert
dat hun daden nooit worden vergeten, eeuwig duurt onze rechtvaardige.
Meestal blijft de discussie over de wijze waarop de kerk met de maatschappij
bezig is steken in deze tweespalt: ofwel er is politiek in de kerk, ofwel
spirituele mensen trekken zich terug, proberen zuiverheid van ziel na
te streven, de berg op, weg van het aardse slijk.
Het bijzondere van de benadering van Pema Chödrön is, dat ze
spiritualiteit helemaal niet ziet als de berg opgaan in steeds mooiere
transcendentie, weg van de problemen van het leven. Nee, we laten ons
schizofrene zusje niet in de steek om zelf het heil te vinden. Integendeel,
de enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle schepselen
toe.
Ik herinner me dat de directeur van het uitzetcentrum Ter Apel in Drente
in een interview met het dagblad Trouw zei dat hij bezoekwerk van vrijwilligers
aan uitgepro¬ce¬deerden in zijn centrum onzin vond. Dat hadden
die mensen niet nodig. Je gaf ze alleen maar hoop. Dat verwijt hebben
politici ook naar ons geuit. Wij kerkmensen, mensen die het opnemen voor
uitgeprocedeerden, gaven mensen hoop, waar mensen geen hoop meer zouden
moeten koesteren.
En hier zit nu net het keerpunt, de andere benadering van spiritualiteit.
Juist bij mensen die geen hoop meer koesteren – daar moet je bij
zijn. De enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle
schepselen toe.
Mensen moeten er zijn als er hulp nodig is, natuurlijk. Maar ook als er
niets meer op te lossen is, dan moet je er juist zijn. Juist dan hebben
mensen het nodig gezien te worden in hun wanhoop, in hun vertwijfeling.
En dat is om de dooie dood niet makkelijk.
De reis gaat omlaag, zegt Pema Chödrön, in plaats van het lijden te overstijgen begeven we ons in het tumult en de twijfel. We begeven ons in onze eigen tumult, onze weerzin, en we begeven ons in het tumult van een ander in zijn angst en paniek. We begeven ons in de twijfel. Heb ik wel iets te bieden, wat moet ik doen – ik weet niets.
Iedereen kent de weerstand, dat gevoel dat je geen zin hebt om op ziekenbezoek
te gaan in dat kale verpleeghuis, dat stinkende ziekenhuis. Je ziet er
tegenop iemand te bezoeken die doodziek is, je weet niet wat te zeggen,
je hebt niks te zeggen. Smoezen genoeg: hoe goed ken je hem nu eigenlijk,
je hebt toch ook niets te bieden, waarom zou je gaan. En daar ga je dan
toch maar met je ongelukkige bosje bloemen of doosje chocolade. Om te
ontdekken dat het belangrijk was dat je kwam, dat het genoeg is om te
komen en er te zijn, meer niet.
Je hoeft meestal niet veel meer te doen dan aanwezig te zijn, aandacht
te hebben, te luisteren, te knikken, mee ontroerd te zijn, mee te lachen.
Soms is er een gesprek, maar meestal is je aanwezigheid genoeg.
Het is heel belangrijk om dit te zien. Je zag ertegen op, je bent gegaan,
het viel mee. En dan vind je jezelf misschien truttig dat je er tegenop
zag, je schaamt je er achteraf voor dat je niet eerder ging. Dat is niet
nodig. Het is normaal dat je ertegenop zag, je zou namelijk best graag
iets willen doen, maar je weet dat je niets kan doen. En het is logisch
dat je opgelucht bent, daar hoef je je niet voor te schamen.
Liefde wijst ons de weg. Als we van iemand heel veel houden kunnen we
dicht bij hem of haar zijn, ook al heeft hij pijn, ook al ontluistert
zijn lichaam, al schreeuwt en kermt hij. We kunnen het niet laten om hem
vast te houden, te liefkozen. Je schreeuwend kind neem je op schoot. Je
stervende geliefde laat je niet in de steek.
Als we dat kunnen voor wie we liefhebben, dan is dat een gebied dat we
kunnen oprekken, groter maken. Dan zullen er steeds meer mensen binnen
dat gebied vallen, meer mensen om te koesteren, te troosten, om met onze
aanwezigheid te tonen dat we hen zien. Dan kunnen we ook zacht omgaan
met onszelf, onze eigen tekortkomingen.
Hoe vaker je gaat, je weerstand opzij zet en kwetsbaar als je je voelt
toch gaat, des te dapperder je wordt. Je verbergt je niet achter optimistisch
geklets, je weerhoudt jezelf om mooie woorden te bazelen, maar je bent
er en kijkt en voelt. Hoe vaker je dat doet, des te meer leer je het juiste
moment onderkennen om een hand vast te houden, het juiste woord te zeggen,
de juiste toon te treffen. Dan voelen mensen zich gezien en erkend.
Ik vind deze zinnen zo prachtig in het stukje dat we lazen:
“We springen erin. We glijden erin. We stappen er behoedzaam in.
We bewegen ons erheen zoals we maar kunnen. We verkennen de werkelijkheid
en onvoorspel¬baarheid van onzekerheid en pijn, en we proberen die
niet weg te duwen.
Als dat jaren duurt, als dat levens lang duurt, laten we dat zo zijn.
In ons eigen tempo, zonder haast of agressie, bewegen we ons omlaag en
omlaag en omlaag. Miljoenen anderen vergezellen ons, onze lotgenoten bij
het ontwaken uit de angst.”
Je gaat je weg in je eigen tempo. Overvraag je niet, wees zacht.
Het ontwaken van je hart is ontwaken uit angst, zegt Chödrön. We hebben allemaal een klein hartje dat ons angstig influistert dat we ons geluk moeten vasthouden, dat we pijn en verdriet op afstand moeten houden. En dat angstige beklemde hart heeft ongelijk. Als we voorzichtig naar pijn en verdriet toe gaan gebeurt er iets moois: ons hart ontwaakt uit de angst. Een golf van medeleven en liefde ontspringt. Als je hart ontwaakt is er nieuwsgierigheid, openheid. Je wordt geraakt, je laat je raken – je wendt je niet af, ook niet als je pijnlijk wordt geraakt.
Het ontwaakte hart is een hart dat vrij is om het gehele scala van gevoelens te ervaren. Het is open en gevoelig en heeft het vermogen om de wereld te hervormen.
Hemelschokkend was het kerkasiel niet, tien jaar geleden. Hier in de kerk waren we erbij, bij wat we niet konden oplossen. We kletsten samen, kookten, we aten Gorme saabzi. We zeiden tegen onze jongens: zin in een potje tafeltennissen? Zo simpel was het ‘erbij zijn’. We hebben ze naar de volgende kerk in deze asielestafette gebracht. En met een groepje hebben we hen vergezeld naar het aanmeldcentrum, en we bleven er buiten de poorten wachten. We hebben actie gevoerd: kijk dan naar deze mensen, zie hun situatie, het is niet terecht als ze worden uitgezet. We lieten ons raken en hadden het goed.
Soms is bij pijn en verdriet zijn makkelijker dan we dachten, soms valt het tegen. Dan is het zwaar, worden we geraakt in onze eigen angst en pijn. Maar altijd is het bevredigend en vervullend om je te laten raken en niet weg te rennen.
Ontwaakt je hart dan komt liefde in actie. En liefde vindt haar eigen vervulling, haar eigen voeding en verwacht helemaal niets terug.
Amen.
Zondag 5 augustus 2007 - "Vrede, een vierkante cirkel"
Lezing Psalm 146
Lezing Lucas 1: 46-56
Boddhisattvagelofte
Boddhisattvagelofte
Hoe talloos de levende wezens ook zijn
Ik beloof ze allen te redden.
Hoe peilloos de oorzaak van lijden ook is,
Ik beloof haar geheel weg te nemen.
Hoe talloos de poorten tot inzicht ook zijn,
Ik beloof ze alle in te gaan.
Hoe oneindig de weg van ontwaken ook is,
Ik beloof haar te gaan tot het einde.
Overweging
Een groepje pelgrims loopt een berg op. Een van hen kijkt omhoog, de berg is hoog. Vol goede voornemens zet hij er flink de pas in en laat zijn medereizigers achter. Die lopen traag, realiseren zij zich de zware taak wel? Híj zet zich in, loopt en loopt en raakt buiten adem. De berg is zo hoog – hij wordt steeds vermoeider. Dan halen zijn medereizigers hem al keuvelend in. Hij begrijpt er niets van.
De logica van onze maatschappij is op resultaten gericht. In het dagelijkse leven heb ik als manager in de loop van de jaren het woord ‘resultaten’ steeds belangrijker zien worden. Alles wat je belangrijk vindt, en wilt doen, benoem je in termen van resultaten die je wilt behalen. Ook in de maatschappelijke opvang – waar ik nu werk – zijn we resultaatgericht. We stellen doelen en die moeten we halen. Je laat je niet afleiden, je probeert waar te maken wat je je hebt voorgenomen: dat is de logica van onze werk- en belevingswereld.
Met deze vanzelfsprekendheid, dat het om de resultaten gaat in het leven – komen de teksten die we vandaag lazen wel heel vreemd over. Psalm 146, het loflied van Maria en de boddhisattvagelofte, wat ze gemeen hebben zijn de massieve woorden en uitspraken.
De Psalm stelt dat de Eeuwige bevrijdt, opricht en redt en de Eeuwige richt te gronde wie kwaad doen – maar is dit niet absurd, zien we niet dagelijks het tegenovergestelde? Wie gelooft hier nog in?
Maria, die gelooft er in, zij heeft het ervaren: wie gering is geeft onze God aanzien en heersers en rijken stuurt hij weg – zij jubelt omdat ze het heeft meegemaakt. Zij is gezien, gekend, aan haar is de belofte voltrokken.
En dan die gelofte, die grote groepen boeddhisten dagelijks afleggen, dat is toch een schier onmogelijke opgave – hoe kun je beloven alle levende wezens te redden? Niet realistisch, dat resultaat kun je nooit behalen. Dus waarom beloven als het irreëel is?
Vrede is een vierkante cirkel, zingt Oosterhuis in zijn lied over psalm 146. Die God die voortdurend recht doet is een vierkante cirkel. We ervaren dat namelijk helemaal niet zo, dat God recht doen is. Onrecht dat onbestraft blijft, mensen komen op jammerlijke wijzen om, misdadigers gaan vrij uit en schamen zich niet. Dus laat ons zingen, van hoop en van verlangen als de ploert en de schender voorbij zijn. Zingen opent je hart. En in ons hart klinkt deze vraag, smeekbede – dat de basis van ons bestaan rechtvaardigheid is. Het is onze twijfel maar vooral ook onze hoop en ons vertrouwen.
Ploert en Schender, de woorden die Oosterhuis in al zijn psalmen laat terugkomen, ploert en schender kunnen het einde niet zijn. Zolang als wij leven zullen we het tegendeel tonen. Wij zullen laten zien dat wij zelf die hoop zijn, dat geloof dat wij levend houden. Want rechtvaardig is ons Hoogste Goed, onze God, en het recht zal zegevieren, ooit – het maakt eigenlijk niet uit wanneer. God is recht doen, God is een vierkante cirkel.
Waarom ik die vreemde eend in de bijt erbij genomen heb: die boddhisattvagelofte is omdat het het gebed is van generaties boeddhisten, van voor Christus tot nu toe – die in die vierkante cirkel geloven. De gelofte leert hoe om te gaan met die onmogelijke mogelijkheid, hoe te leven vanuit het geloof in die belofte dat het Hoogste Goed recht en zachtmoedig is. Je kunt leven in een wereld die niet recht is, die onrecht laat zien met een alles overschrijdende intentie om alleen maar goed te doen. Vrede bestaat, misschien niet altijd, voortdurend, maar het bestaat en wij kunnen vrede doen. Het staat niet ter discussie, jij richt je leven erop in om lijden weg te nemen, inzicht te verwerven en alert te blijven tot het einde toe. Het is een belofte zonder voorbehoud, gewoon: alles redden en overal van leren. Niet proberen, niet plannen hoe je dat resultaat kunt halen, maar gewoon doen – zonder meer en voortdurend.
Ik heb ooit eens een oefening gedaan die me inzicht gaf in ‘proberen’, in wat ‘proberen’ is. De opdracht was om te probéren een boek van de grond te tillen. Nou, denk je dan, dat is zo gepiept, dus ik pakte het boek van de grond. Maar dat was de opdracht niet, kreeg ik te horen. Ik moest het boek niet oppakken, maar ik moest ‘proberen’ het op te pakken. Dát is andere koek. Je pakt niet op, maar probeert het wel. Zolang je het probeert, pak je niet. Dan ontdek je dat in proberen een hoop tegenwerking zit, weerstand, angst, voorzichtigheid, kortom, er sijpelt heel wat energie weg als je niet een boek oppakt maar een boek probéért op te pakken.
Dus als ik dat toepas op de boddhisattvagelofte: het gaat er niet om te probéren zo veel mogelijk levende wezens te redden. Je telt niet, je probeert niet, je doet, allemaal! Het gaat er niet om rekenschap af te leggen over wie er allemaal zijn gered en wie niet. Het gaat om je instelling. Ongeacht wie of wat er lijdt, je zet je volledig in om al het lijden weg te nemen, altijd, steeds weer opnieuw, zonder voorbehoud. Het gaat er tenslotte niet om hoe groot de resultaten zijn die jij bereikt, hoeveel zielen je hebt gered – God is geen boekhouder. Het gaat erom zo in het leven te staan dat je automatisch en altijd bijstaat, helpt, redt en inzicht verwerft – dat je niet anders meer kunt.
Als je je voorneemt alle levende wezens te redden, probeer je het niet – nee, je doet zoveel als je in je leven op je pad vindt. En dat stelt in de ogen van anderen misschien maar weinig voor – dat maakt niet uit. Het is waarschijnlijk ook niet hetgeen je in je ambities hoopte te bereiken, maar je hebt een steen gelegd in de rivier – en daarom zal de stroom nooit meer dezelfde zijn.
Terug naar de pelgrims, de man die zo hard probeerde de top te halen, en werd ingehaald door zijn keuvelende reisgenoten. Als een van zijn medepelgrims zijn onbegrip ziet, vertelt zij hem het volgende. “Jij loopt op wilskracht, jij loopt met de top als doel en dat doen wij niet. Wij gaan die berg op – dat is zeker. Maar wij lopen niet harder dan we nu kunnen lopen, stap voor stap komen we die berg wel op.”
Wij westerlingen zijn als die ene pelgrim. We staren ons dood op de resultaten van wat we willen bereiken of willen voorkomen. En terwijl we dat doen voltrekt zich ondertussen het leven aan ons – de voetstappen die we zetten, de steen die wij in het water leggen, hier en nu. En we hebben er geen oog voor. Het leven voltrekt zich aan je, terwijl je druk bent met andere plannen.
Staar je niet dood op het resultaat. Waar het om gaat is hoe je de oneindige weg van het leven bewandelt – of je hem met zachtheid kunt gaan. Het gaat erom niet jezelf te overschreeuwen, niet te veel te eisen, maar ook niet te vluchten en geen drama te maken. Blijf bij alles wat je meemaakt in vriendelijke zachtmoedigheid en bevrijdt wat je kunt bevrijden. De weg is belangrijker dan het doel. Wees waar je bent en doe wat je kunt – en dat is genoeg wat dat is álles.
Voorbeden
Laten we bidden voor al diegenen die ons gebed zo hard nodig hebben:
Laten we bidden voor onze naasten van wie hun kwetsbare lijf hen loslaat. Voor wie afscheid moeten nemen van gezondheid, van leven – wees bij hen.
Laten we bidden voor onze naasten die wanhoop in hun hart dragen. Voor hen die er geen gat meer inzien, voor wie het geloof ontbreekt in een nieuwe toekomst – wees bij hen.
Laten we bidden voor die mensen van wie hun meest dierbare gekwetst is en lijdt. Omdat het voor hen zo moeilijk is erbij te zijn zonder dat hun hart breekt. Geef hen liefde, geloof, hoop – wees bij hen.
Lieve God, wees bij hen, zoals wij bij hen zullen zijn.
Zondag 17 juni 2007 - "Vertel me of je met mij midden in het vuur wilt staan, zonder terug te deinzen"
Lezing Lucas 7:36-50
Oriah Mountain Dreamer - De Uitnodiging
Inleiding
Goede morgen lieve mensen, welkom bij deze dienst van schrift en tafel in de Duif. Hartelijk welkom bekenden, u die hier vaak bent – en een hartelijk welkom aan mensen die hier af en toe eens komen of die hier voor het eerst zijn. Fijn dat u gekomen bent om met elkaar onze zoektocht naar zin in het leven te delen.
Vandaag zullen Gerdie en ik samen voorgaan en als thema hebben we op het boekje gezet: “Vertel me of je met mij midden in het vuur wilt staan, zonder terug te deinzen.” Het is een regel uit een gedicht dat we zullen lezen. Ik heb dit gedicht uitgekozen omdat het zo hartstochtelijk aanspoort om het leven te omarmen. Daarnaast lezen we over het geloof van een zondares, die even hartstochtelijk tranen plengt, en van wie Jezus zegt dat haar geloof haar heeft gered.
Ik ben deze week vrij lang bezig geweest met de dienst van vandaag. Het was lastig om de kern te pakken te krijgen. En ik wil hem meteen maar verklappen, zodat u me straks beter kan volgen: geloof is niet geloven in iets buiten ons, geloven dat Jezus de Messias is, of geloven in de dogma’s die later aan het geloof zijn geplakt.
Geloof is met volle passie vanuit je ziel in het leven kunnen staan dat je leidt, bij alles zijn dat zich voordoet aan ervaringen en emoties, en je eigen weg gaan.
Ik wens ons allen een goede dienst toe, met goede aandacht, lekker luidkeels zingen en gepassioneerd bidden,
Amen
De Uitnodiging
Oriah Mountain Dreamer
Het maakt me niet uit wat voor werk je hebt.
Vertel me waar je naar hunkert,
vertel me of je durft te dromen van vervulling,
van het verlangen van je hart.
Het maakt me niet uit hoe oud je bent.
Vertel me of je voor gek durft te staan uit liefde,
voor je dromen, voor het avontuur van in leven zijn.
Het maakt me niet uit welke planeten
in conjunctie staan met jouw maan.
Vertel me of je tot de kern van je verdriet bent doorgedrongen,
of je opener bent geworden door het verraad van het leven,
of dat je je levenslust hebt verloren
en bent afgesloten uit angst voor nog meer pijn.
Ik wil weten of je bij pijn kunt zijn, de mijne of die van jezelf:
zonder het te verbergen, te verdoezelen of vast te houden.
Vertel me of je met vreugde kunt omgaan, de mijne of die van jezelf: of je kunt dansen van uitzinnigheid
en verrukking tot in je vingertoppen en tenen kunt voelen tintelen, zonder ons te waarschuwen voorzichtig of reëel te zijn,
of rekening te houden met de beperkingen
die we als mens hebben.
Het maakt me niet uit of het verhaal dat je me vertelt waar is.
Maar vertel me of je een ander kunt teleurstellen
om trouw te zijn aan jezelf.
Of je de beschuldiging van verraad kunt verdragen
zonder verraad te plegen aan jezelf.
Vertel me of je ontrouw, en daarom betrouwbaar kunt zijn.
Vertel me of je schoonheid kunt zien, ook al is het niet mooi,
elke dag weer, en of je je eigen leven kunt laten ontstaan
vanuit dit simpele gegeven.
Vertel me of je mislukkingen kunt aanvaarden,
die van jezelf en ook de mijne,
en toch aan de rand van het water kunt staan
en 'Ja' te brullen naar de volle maan.
Het maakt me niet uit waar je woont
en hoeveel geld je hebt.
Maar vertel me of je kunt opstaan na een nacht van verdriet en
wanhoop, vermoeid en gesloopt tot op het bot,
en datgene kunt doen voor de kinderen wat nodig is.
Het maakt me niet uit wie je kent,
of hoe je tot hier gekomen bent.
Ik wil weten of je met mij midden in het vuur wilt staan,
zonder terug te deinzen.
Het maakt me niet uit waar of wat of met wie je hebt gestudeerd.
Ik wil weten wat jou staande houdt, van binnenuit,
wanneer al het andere wegvalt.
Vertel me of je alleen met jezelf kunt zijn
en of je op die eenzame momenten
wérkelijk op je eigen gezelschap gesteld bent.
Overweging
Deze week had ik een gesprek met een mevrouw van 85. Ze had een actief leven achter de rug, met veel studie – bepaald geen leeg leven. Maar nu voelde ze zich zo leeg van binnen, vertelde ze. En toen ze bij een retraite was moest ze zichzelf steeds weer stoppen om te huilen. Ze ervoer een tekort aan binnenkant, een tekort aan religiositeit, zei ze. Onrustig en opgejaagd probeerde ze eraan te ontkomen, praatte heel veel en zocht boeken, gesprekken, een uitweg. Maar het bleef.
Het leven kan je tot op hoge leeftijd voor nieuwe raadsels zetten. Hoe moeilijk is het soms om onder ogen te zien wat het leven je nu geeft en wat je kwijt bent geraakt of niet krijgt. Hoe oud je ook bent, altijd kunnen er weer nieuwe gevechten in jezelf ontstaan tegen verlies en pijn, nieuwe zoektochten om zin.
Hoe ziet zo’n zoektocht naar zin in je leven er uit? Wat is belangrijk? Is het je baan, je status, je leeftijd, waar je woont. Zijn het je vrienden, je netwerk, of je al op tv bent geweest, wat je gestudeerd hebben. Als je iemand op een feestje leert kennen zijn het mooie onderwerpen – maar het gaat er natuurlijk niet om in het leven.
Echt belangrijk is het niet. In het gebed dat we lazen dat “De Uitnodiging” heet, gaat het wel om de belangrijke dingen. We worden gevraagd of we kunnen leven vanuit onze ziel, of we durven te dromen van de vervulling en het verlangen van ons hart. We worden gevraagd of we voor gek durven te staan uit liefde, voor het avontuur van in leven zijn.
Het gaat erom of je met vreugde kunt omgaan, of je met verdriet kunt leven. Of je opener bent geworden door het verraad van het leven of dat je je levenslust hebt verloren. Het gaat er niet om waar je woont, wie je kent en wat voor werk je doet. Dat zijn maar buitenkantoordelen.
Dat buitenkantoordelen mensen vast kunnen zetten in een zinloos leven laat het verhaal van Lucas ons zien. Als Jezus bij Simon te eten is, komt er een vrouw naar hem toe. En Simon heeft zijn oordeel al geveld: als Jezus echt een profeet was – dan had hij deze vrouw gekend en niet toegelaten. Ze is immers een zondares.
Dan geeft Jezus Simon figuurlijk een draai om zijn oren. Jezus stelt de vrouw die Simon als sloerie heeft gekwalificeerd boven hem. Zij heeft eer betoont aan de gast, zoals de gastheer niet heeft gedaan.
Simon leeft met zijn vooroordelen. Hij ziet de zondares, het etiket dat de vrouw heeft gekregen, de buitenkant, het oordeel van anderen. Jezus kijkt anders. Hij ziet een vrouw en hij ziet haar tranen, haar spijt. Hij ziet hoe ze verlangt naar redding, hoe ze huilt van verdriet en verlangen. Ze toont zich in al haar kwetsbaarheid aan Jezus en kust zijn voeten. Jezus ziet haar verlangen en haar geloof.
Wat me intrigeert is dat Jezus tegen haar zegt: “Uw geloof heeft u gered”. Over welk geloof gaat het? Waar gelooft ze in, wat ziet ze in Jezus, wat vertegenwoordigt hij voor haar? Welk geloof heeft haar gered?
En dan staat daar nog zo’n eigenaardig zin. De eerste helft luidt: “Haar zonden zijn vergeven, al waren het er vele – want ze heeft veel liefde betoond…” Dit deel begrijp ik. Met liefde en tranen, met inzicht en lef kun je zelfs de diepste schuld erkennen en inlossen. Het besef, de aandacht voor wat je anderen hebt aangedaan is de basis voor iedere oplossing van zonden of schuld.
Maar dan staat er ook nog in de tweede helft: “maar wie weinig wordt vergeven betoont ook weinig liefde”. Het klinkt bijna als een pleidooi voor het maken van fouten, het begaan
van zonden. Dat is vreemd: “wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde”.
Dus weinig fouten, weinig vergeving, weinig liefde.
En dus ook veel schuld – veel vergeving – veel liefde.
Vreemd, maar toch – daar zit veel waars in.
In het gedicht De Uitnodiging stond ook zo’n vreemde zin. “Vertel me of je ontrouw en daarom betrouwbaar kunt zijn”. Ook hier weer het idee dat fouten maken, schuld hebben ergens goed voor is. Hier staat: kun je ooit betrouwbaar zijn, als je nooit – al is het maar in gedachten – ontrouw bent geweest? Als je altijd keurig geleefd hebt, nooit je schaduwzijden hebt geleefd of onderzocht, of ten minste je neigingen hebt onderkend – kun je dan ooit echt betrouwbaar zijn? Pas door beproeving wordt je trouw waardevol.
“Kun je een ander teleurstellen om trouw te zijn aan jezelf? Nog zo’n vraag. Wat is belangrijker, door een ander aardig gevonden worden, geaccepteerd worden – of je eigen weg gaan. “Kun je de beschuldiging van verraad verdragen, zonder verraad te plegen aan jezelf”?
Dan denk ik aan iemand die de keuze heeft gemaakt bij een partner weg te gaan aan wie zij trouw heeft beloofd – teleurstelling, verraad. Of minder dramatisch: als je een vriendschap opzegt, als je overstapt naar een andere kerk, ander vrijwilligerswerk, als je ‘nee’ zegt tegen iemand die graag bevriend met je wil zijn.
Hoe lastig is het om de vragen, de verlangens, de tekortkomingen, de eisen van de mensen om je heen te horen en toch je eigen weg te gaan. Uiteindelijk is de oprecht¬heid tegenover je eigen ziel belangrijker dan de verwachtingen van een ander.
Terug naar de vraag welk geloof de naamloze vrouw, de zondares heeft gered.
De vrouw uit het Lucasverhaal gaat naar het huis van een man die haar minacht en werpt zich voor Jezus’ voeten. Het maakt haar niet uit wat de heer des huizes van haar denkt. Ze durft voor gek te staan en kwetsbaar te zijn, precies zoals het in De Uitnodiging beschreven staat. Haar passie is groot, haar hoop op een bevrijd leven. Zij hoopt dat ze niet altijd wordt veroordeeld, ze hoopt dat er tenminste een is, die door haar buitenkant heen kijkt.
En dat is zo, Jezus ziet haar en bevestigt haar. Hij bevestigt haar dat het toelaten van haar verdriet en wanhoop, haar passie, haar verlangen – dat dát haar geloof en haar redding is. Niets meer en niets minder, juist in het bij je verdriet en je verlangen zijn – dat is haar redding.
En dan stap ik weer terug naar mijn gesprek met de vrouw van 85. Ze kon zo goed het tekort aan binnenkant verwoorden, dat velen van ons vast allemaal wel kennen. Is dat de leegte in onszelf die we neigen vol te stoppen met werk, geld, kennissen en interessant gedoe en te weinig met passie?
Hoe vaak neigen we niet om moeilijke kwesties, schuld, verdriet en pijn uit de weg te gaan. Het is een zo vanzelfsprekende menselijke neiging. We gaan iets doen dat ons afleidt.
Maar emoties willen gevoeld worden. Verdrongen emoties leiden altijd tot onrust en leegte,
ze bespringen je op onmogelijke momenten. Als je jong bent kun je makkelijker verdriet verdringen, je over pijn heen zetten, afleiding zoeken, hoop hebben op een betere toekomst en rondrennen. Ben je oud, dan is je horizon zoveel kleiner, er is minder afleiding en er is zo veel meer aan verlies dat zich opdringt.
Wat kun je doen bij een tekort aan religiositeit, een tekort aan binnenkant?
Wat kun je anders doen dan naar je gevoelens toegaan, het verdriet te voelen dat gevoeld wil worden, je mislukkingen te omarmen en zolang te huilen totdat al je tranen zijn gehuild en het leeg en schoon is van binnen?
Wat kun je anders doen dan de leegte aan de binnenkant te zien en te blijven dromen van het verlangen van je hart?
Wat kun je anders doen dan schoonheid te zien in iets dat niet eens mooi is, warm te zijn voor jezelf en gesteld te zijn op je eigen gezelschap?
Wat kun je anders doen je eigen keuzes te maken, je eigen ziel trouw te blijven en midden in het vuur van het leven staan en niet terug te deinzen?
Amen.
Voorbeden
Laten wij bidden voor alle mensen die zijn vastgelopen in hun leven,
die hunkeren maar niet durven dromen.
We bidden voor mensen die moeite hebben hun verdriet te aanvaarden, het te voelen en te verwerken.
Wij bidden voor mensen die de levenslust hebben verloren
door het verraad van het leven,
mensen wier hart is afgesloten uit angst voor nog meer pijn.
koor:
Als Gij bestaat bewerk ons dan,
herschep ons hart en ons verstand
dat wij ontvankelijk worden voor uw Naam
Laten we bidden voor mensen die zich niet meer staande kunnen houden omdat te veel houvast is weggevallen,
voor mensen die op eenzame momenten
hun eigen gezelschap niet meer kunnen verdragen.
We bidden voor hen die het niet lukt op te staan na een nacht van verdriet en wanhoop, voor hen die niet meer datgene kunnen doen dat voor hun kinderen nodig is.
koor:
Als Gij bestaat bewerk ons dan,
herschep ons hart en ons verstand
dat wij ontvankelijk worden voor uw Naam
Laten we bidden voor mensen die vergeten zijn wat trouw is,
die verraad plegen zichzelf en aan anderen.
We bidden voor iedereen die wanhopig is,
die geen uitweg meer ziet, geen hoop meer heeft.
We bidden voor hen die denken dat geweld een uitweg biedt,
voor mensen bij wie de stoppen doorslaan.
We bidden voor de daders die hun ogen hebben gesloten
voor het leed dat ze aanrichten.
koor:
Als Gij bestaat bewerk ons dan,
herschep ons hart en ons verstand
dat wij ontvankelijk worden voor uw Naam
Bidden we samen over Het Rijk der Hemelen
Onze Vader die in de hemel zijt
geef mij een plek op aarde waarvan de naam mij heilig is
een koninkrijk dat mijn huis is
een plek die mijn spelend kind ruimte wil geven
waar dan ook.
Geef mij een plek waar het koren groeit voor mijn brood
waar de wind in de bomen en het vuur in huis
vergeving van alle schuld is
zoals ook ik vergiffenis ben voor dat stukje aarde
dat zonder mij braak zou liggen
een plek die mij niet in verzoeking leidt
die mij verlost van angst.
koor:
Keer u om naar ons toe
keer ons toe naar elkaar
Hemelvaartdag 17 mei 2007 - Het geluk van ons samenzijn delen
Huwelijk van Paul Louter en Elizabeth Portillo
Lezing 1 Kor 13: 1-13
Lezing 'Over het huwelijk' van Kahlil Gibran
Mettameditatie
Uit de overweging
...En zo gaat het ook met geluk – als het aan komt waaien waait het ook zo weer weg. Als je er klaar voor bent dan kun je het ontvangen.
Verliefdheid overkomt je – dat is waar. Maar er bestaat geen eeuwige verliefdheid. Belangrijker is dat je er ook voor moet kiezen, er helemaal voor moet durven gaan, zonder voorbehoud. Verliefdheid en romantiek is voor starters. Onvoorwaardelijke liefde is voor gevorderden.
Onvoorwaardelijke liefde is een gave van God. Het is heilig omdat het je groots maakt voor een ander. Je hart stroomt uit voor die ander, zonder eigenbelang. ...
De hele overweging en de tekst van het ritueel is voor familie en vrienden via Paul Louter en Elizabeth Portillo verkrijgbaar.
Goede Vrijdag 7 april 2007 -
Lezing Lucas 22:39-53
Lezing 'Haat' van Wyslawa Szymborska
Lezing Lucas 22:54-62
Mettameditatie
Muziek: Requiem for my friend – Preisner
Inleiding
Lieve mensen, hier aanwezig in deze kleine kring in de Duif,
weet je welkom vanavond op Goede Vrijdag, de zwaarste dag van ons geloof.
Het is de dag van verraad, van haat, van corruptie, van moord. En van verloochening – van het niet kunnen bevatten, het niet durven aangaan.
We lezen Jezus’ besef van wat komen gaat en over de naïviteit van zijn vrienden.
We lezen over Jezus’ angst en zijn acceptatie van het onvermijdelijke.
Dan is er het verraad van zijn vriend.
Vanavond hebben we het lef om stil te staan bij ons onvermogen om gerechtigheid te laten zegevieren, bij de menselijke zwakten – die ons ook niet vreemd zijn – bij verraad en verloochening.
We kijken naar onwetendheid, onvermogen, haat – en dat wat als tegengif dient: mededogen.
Jezus zelf is de enige die waarachtig is – zijn houding, zijn vermogen om drage en te verdragen. Hem lukt het scherp en vergevend te zijn.
Laat hij onze hoop zijn,
dus laten we het lef hebben te zien wat hem is aangedaan
en hoe hij daarin stand heeft gehouden.
Kyrie Eleison,
Mijn God, ontferm u over ons.
Ontferm u over ons verdriet,
om de liefsten die wij verloochenden
ontferm u over onze onwetendheid,
ons tekort schieten,
ontferm u over onze begoocheling
over onze haat,
over ons tekortschieten.
Kyrie Eleison,
Mijn God, verlaat ons niet.
Zondag 7 januari 2007 - Wacht tot je hart zich verruimt
Lezing voor de kinderen over Driekoningen
Lezing Jesaja 60: 1-6
Lezing Rumi V 1061; 1064-1071
Inleiding
Goedemorgen lieve mensen, hartelijk welkom. Goedemorgen kinderen, fijn jullie weer te zien. Het is de eerste zondag van weer een heel jaar dat we samen Duif zullen zijn. Na afloop van de dienst zullen we dat beklinken met elkaar. U hoort er zo meer over.
In deze dienst zullen we eerst het allerlaatste kerstverhaal aan de kinderen voorlezen. Want ze zijn er weer, de drie wijze koningen uit het Oosten met hun goud, wierook en mirre. Ze brengen de kostbaarheden naar een arm kind in een stal. Het is een mooi romantisch verhaal van Jezus’ geboorte. De wijzen komen niet op – als het ware – 1e of 2e kerstdag direct naar de kribbe, zoals de herders uit de velden. Nee, de wijzen komen van ver, dat heeft even geduurd. Na een week of twee zijn ze dan gearriveerd. Niet alleen ossen en ezels, schooiers en herders brachten eer aan de pasgeboren Jezus. De wijzen zijn de laatsten die hun opwachting komen maken. En zij brengen rijkdom en overvloed met zich mee en tegelijk de dreiging van de machtigen.
We gaan het zo horen. Voor de volwassenen knopen we er nog verhalen aan vast, verhalen over een nieuw begin, en over overvloed. De sfeer van Kerst en Nieuwjaar neemt velen van ons mee in goede voornemens, plannen om het anders en beter te doen dit jaar – om althans íets anders en beter te doen. Het is een goed moment om daar vandaag bij stil te staan, want het gewone leven is weer begonnen. We raken ondergedompeld in het nieuwe jaar met zijn nieuwe en oude zorgen. Denken we nog aan onze goede voornemens? Of zijn we die al weer vergeten? Dat goddelijke begin met al zijn helderheid en frisheid, waar rijkdom en overvloed aan toevalt, herinneren we het nog? Beseffen we eigenlijk de rijkdom wel die bij ons is, ook lang na Kerstmis en Driekoningen?
Overweging
Goud, wierook, mirre: rijkdom, overvloed in een stal. Drie koningen, die wijzen zoeken een Koningskind en knielen neer voor een goddelijk maar arm kind. Ze “verootmoedigen” zich, dat is zo’n mooie term “verootmoedigen”. Het is hetzelfde als vernederen, maar klinkt toch wat chiquer. De wijzen vernederen zich. Goud voor een kind in een voederbak, wierook in een stinkende stal.
Hun nederigheid is het sluitstuk van Kerstmis. Morgen is Kerstmis voorbij. Na het feest komt de afwas, de kerstboom gaat de deur uit, en het leven gaat door. Koning Herodes probeert Jezus te vinden en vermoordt daarom alle pasgeboren jongetjes. Volgens het verhaal vluchtten zijn ouders met Jezus naar Egypte – waar zij jaren verblijven, tot de kust weer veilig is en ze kunnen terugkeren naar hun geboorteplek. Er is niets nieuws onder de zon. Egypte, Bethlehem, de westelijke Jordaanoever, razzia’s, Saddam Hoessein, kindermoord, vluchten.
En dan lezen we nota bene Jesaja: ‘Sta op en schitter, je licht is gekomen’, wordt wakker, sta op. Open je ogen, kijk om je heen, alle rijkdom valt je toe. Blijf niet staren op wat vroeger was, hecht je niet aan je verdriet en ellende. Kijk om je heen en zie de grootsheid van je geluk. Schitter, straal van blijdschap, je hart zal overslaan van blijdschap. Jouw God schijnt over jou, zijn licht leidt jou. Open je ogen!
Wat een mooi verhaal eigenlijk, die drie wijzen die van verre op het armoedige kind zijn afgekomen. Dit kind dat de wereld redden zal. Die drie wijzen hebben het voorzien, ze zagen de ster die opgekomen was, ze herkenden het Licht. Ze volgden hun intuïtie en kwamen uit bij een stal met een kind. Ze twijfelden niet of op die plek wel een koningszoon geboren kon zijn, ze vielen direct op hun knie. Ze kwamen uit het Oosten, zegt het verhaal, dat moet uit een deel van het toenmalige Romeinse Rijk zijn, dat eeuwen Mesopotamië was, het vruchtbare land van de Eufraat en Tigris, waar het Oude Testament over spreekt, de wieg van de beschaving, het tegenwoordige Irak.
Ik ben op zoek gegaan naar zo’n wijze uit het Oosten om een tekst van hem naast Jesaja neer te zetten.
En ik vond zo’n wijze die weliswaar 1200 jaar na Christus was geboren, maar met zijn religie in lijn stond met het Jodendom en Christendom: Jalal ad-Din Rumi. Rumi werd geboren in een land dat toen Perzië was en nu Afghanistan. Rumi was een van de bekendste mystici en dichters van het Soefisme, een mystieke stroming in de Islam.
Wat heeft Rumi ons te melden? Hij zegt: Je bent een bron, een bron die nooit opdroogt. Je bent een meer, een meer dat uitstroomt in zee. Er is overvloed, nooit opdrogende en uitstromende overvloed. Waarom loop je rond als een bedelaar, waarom melk je een ander uit, waarom zoek je melk in een emmer?
Er is overvloed, er is geen schaarste. Schaarste bestaat alleen voor wie de overvloed niet willen of kunnen of durven zien. Zij gedragen zich als bedelaars die schooien bij anderen om wat water en geluk. Maar we zijn allemaal doordrenkt van overvloed, voortdurend komt er rijkdom naar ons toe. Er is genoeg van alles voor iedereen.
Weet je, laten we eens stilstaan bij een misverstand over overvloed. Als je overvloed kent, betekent dat niet dat je alles krijgt zoals je het het liefst zou hebben. Je kunt voor een buffet staan met een overvloed aan soorten eten, maar misschien zit er nou net geen kip met appelmoes tussen. Daar kun je enorm over inzitten, of je kunt denken: oké, geen kip met appelmoes vandaag, maar wat een rijkdom aan lekker eten!
Rijkdom is niet dat je alles hebt wat je hartje begeert. Rijkdom is voorbij te zien aan je kortzichtige verlangens en de enorme hoeveelheid aan leven in je nabijheid te zien. En te ervaren en te genieten. Nee, je kunt de overvloed pas ervaren als je stopt met jouw dingen te willen of af te dwingen. Het leven biedt een overvloed aan mogelijkheden, aan mensen, contacten, werkzaamheden. Wij zijn het zelf die de wereld klem zetten. Omdat we wilden wandelen en het regent zien we niet dat we nog een mooi boek in huis hebben. Omdat je behoefte aan rust hebt en je zoon begint net een lawaaiig telefoongesprek, hoor je niet hoe vrolijk hij is.
Eigenlijk willen wij meestal net wat anders, “hè, kun je nu niet even rustig zijn”, “toe, doe jij ook eens wat en zet koffie”, “verdorie, net als ik naar buiten wil, begint het te regenen”. Soms zijn we allemaal die dwingeland, we moeten en zullen het hebben zoals wij het willen.
Er zijn momenten in je leven dat het kwartje valt en dat je ermee stopt om het leven te willen dwingen. Overgave aan het leven, aan je geliefde, aan je vermoeidheid, aan al het onrecht dat er ook is, aan het druilerige weer. Het is, zoals het is. En als je niet meer op gefixeerd bent hoe jij het hebben wil, blijken er weer allemaal nieuwe dingen zich aan te dienen. Vreemd genoeg is het zo, dat als je de schaarste accepteert, de poorten van de overvloed opengaan. Nee, je man of vrouw is niet ideaal, maar wat is ie eigenlijk leuk!
Eigenlijk is het heel makkelijk om in die overvloed te staan. Maar we vergeten het steeds weer. Steeds weer bouwen we onze wereld vol met verwachtingen, eisen we van alles van onszelf en onze omgeving, zijn we boos op de wereld. Rumi waarschuwt ons ervoor: Leg je trots af, ga de spirituele armoede in, neem de nederigheid op je. Het klinkt zwaar: de spirituele armoede ingaan. Maar wat het betekent is: ga terug naar de bron in jezelf. Haal al die troep weg die je bron verstopt. Je status en je zekerheden, de vanzelfsprekendheden, je ambities en je eisen. Je wilskracht is prima om die bron mee op te schonen en daarna: stop met willen, en laat het leven opwellen.
En dan zul je een hele nieuwe rijkdom leren kennen: de verruiming van je hart.
Het is een citaat uit de Koran, die Rumi hier aanhaalt. “Hebben Wij niet je hart verruimd?”.
Wacht tot je hart zich verruimt en zich vult met licht. Haal alles weg wat je hart weerhoudt om op te lichten. Durf je te vertrouwen op overvloed, of ben je nog bang voor de schaarste?
De Boeddhistische zenmeester Suzuki zegt iets soortgelijks als hij ons de geest van de beginner aanraadt. Een beginner is fris en onbekend. Voor hem is elke dag nieuw. Dus schaf je routine af, open je en schaf je verwachtingen en gewoonten af. Stop met je wereld naar jouw wens te willen vormen. Dan kun je de wereld pas ontmoeten zoals zij is. Altijd weer terug naar het begin, naar de verwondering en het niet weten. Terug naar de bron van leven.
De drie wijzen uit het Oosten zochten een pasgeboren koningskind. Natuurlijk komen ze eerst bij Herodes, daar verwachten ze een Koningskind. Maar hij is niet daar waar hun verwachting hen brengt. Hij is waar het Licht (met een hoofdletter) hen brengt. En dus gaan ze verder, en komen bij een stal, bij armoede, dieren, een voederbak, twee mensen die proberen om hun rijkdom, hun kind niet in de kou te laten sterven. En die wijzen met hun rijke mantels knielen neer in de mest van os, ezel en schapen. Ze schenken hun kostbaarheden en zijn vervuld.
Laat ons zo’n wijze zijn. Laten we ons ontdoen van alle routine en verwachtingen en een beginner zijn, telkens weer. Vol verwachting, onhandig soms, verwonderd, onze status vergetend, knielen we neer voor dat goddelijke nieuwe begin.
Waarom is het ieder jaar weer Kerstmis? Omdat we steeds weer vergeten dat het altijd Kerstmis is, hier en nu. Dat we altijd weer opnieuw kunnen beginnen.
Beste mensen, ik wens jullie allen een hele goed en fris begin van dit nieuwe jaar, iedere dag weer opnieuw.