Voorganger zijn in een kerk – en dan boeddhist worden. Dat is vragen om narigheid, toch? Boeddha en Jezus vereren, dat gaat nog naast elkaar, maar tot God bidden, die de Krachtige en Tedere is, én tegelijk het bestaan van een God een onmogelijke vraag vinden, dat kan toch niet?
Verscheidenheid in verbondenheid – dat is jullie jaarthema. Ik ben blij dat ik bij jullie mag komen praten over hoe ik met hart en ziel mijn beide liefdes christendom en boeddhisme verenig. Ik ben nu 25 jaar voorganger in oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam en ook 25 jaar oecumenisch boeddhist, met name heb ik mij jarenlang verdiept en verbonden met de enerzijds de in Japan ontstane Zentraditie en de Vipassana stroming uit Sri Lanka en Birma.
Om meteen maar de clou te verklappen hoe dat mogelijk is: wat mij betreft gaat het er in religie om hoe we het leven kunnen begrijpen en waardevol kunnen leven - uiteindelijk is dat wat alle religies bindt.
Verwondering
Toen ik 26 was en actief in de kraakbeweging en het vrouwenhuis, stierf mijn moeder aan botkanker. Ik had een moeilijke verhouding tot haar gehad en verwachtte niet anders dan een begrafenis met scheve ogen van alle kanten en oordelen over mij als rebelse en falende dochter. Haar begrafenis in de katholieke kerk werd door de pastoor daarentegen prachtig neergezet. Hij wist alle verschillen te overbruggen en ons te verzoenen door te benoemen dat mijn moeder geen makkelijke vrouw was, en wel het minst voor zichzelf. Het hele ritueel ademde verzoening met haar leven, dankbaarheid voor haar kracht en het ademde compassie met de gebrokenheid van ons aller bestaan. Voor mij was dat niet alleen de start van de verwerking maar het afscheid opende mijn ogen voor de kracht van religie en ritueel. Ik was geheel overdonderd door verwondering!
Datzelfde jaar las ik het boek Inleiding in de verwondering van Cornelis Verhoeven. Verhoeven was toen hoogleraar in Amsterdam aan de UvA, een zorgvuldige door de katholieke kerk gepokt en gemazelde vrijdenker. Hij schreef dit boek als een inleiding in de filosofie. Ik ging college bij hem lopen, illegaal – liep gewoon de collegezaal in. Verwondering zag hij als de basis, de grond van de filosofie en het actiewezen waar ik deel van uitmaakte zag hij als de dood in de pot. Hij was een van mijn grote inspiratiebronnen om filosofie te gaan studeren, en bovendien om een levenshouding me eigen te maken die ruimte open laat voor steeds weer meer inzicht. Ik liet de betweterij van het actiewezen achter me, stopte met protest en steeds weer aantonen van wat fout was en dook in de verwondering. Eerst nog verketterde ik de kerk als machtsinstituut maar al snel ging ik op zoek naar waar die verwondering me naar verwees, naar ritueel en inzicht, naar uitstel van oordeel – ik stak mijn licht op in oecumenische kerkdiensten.
Niet alleen in het Christendom ging ik zoeken, ook in het Boeddhisme, dat me intrigeerde. Ik ging naar de Tiltenberg, een katholiek vrouwenretraitecentrum, voor een kennismakingsweekend Boeddhisme. Ik zag dat het in het Boeddhisme draait om belangeloze aandacht en aanwezigheid, om het je eigen maken van goede eigenschappen en deugden.
Als voorbeeld hoe dat werkt in het Boeddhisme maak ik nu even een zijstap over de verwondering en het onderscheid met twijfel, voor ik verder ga met mijn verhaal.
In het Boeddhisme wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ‘verre vijand’ en de ‘nabije vijand’ van een deugd. Dat onderscheid helpt om goed te beseffen wat je dwars kan zitten in de ontwikkeling van je deugden en goede eigenschappen.
Een verre vijand is het tegenovergestelde. De verre vijand van verwondering is oordeel – het is duidelijk dat oordeel verwondering onmogelijk maakt. De nabije vijand is geniepiger, deze vijand lijkt op verwondering maar weerhoudt je ervan om het echt te kennen of te leven. De nabije vijand van verwondering is twijfel.
Want verwondering lijkt op twijfel maar is het niet. Twijfel gaat uit van zekerheden die onderzocht worden. Zekerheid en geslotenheid worden door twijfel onderuit gehaald. Daarom wordt twijfel zowel verguisd als geëerd in religies. Twijfel helpt je om niets voor gegeven aan te nemen en alles zelf te onderzoeken, maar ook: het breekt alle vaste oordelen en betekenissen af en stopt nooit, het laat geen ruimte voor verwondering. Verwondering breekt niets af, het vlamt op. Twijfel vlamt niet op, die is puur geestelijk, rationeel, je twijfelt vooral aan redeneringen door middel van redeneren.
Verwondering redeneert niet, verwondering valt je toe, en je gaat er erg goed van kijken, scherp luisteren, proeven en je valt stil. Wij hoeven niet verschrikkelijk ons best te doen om betekenis toe te kennen, we ontwáren betekenis, we ontvangen het door te genieten, door ons enthousiasme, door meditatie. Verwondering is belangeloos, er is geen noodzaak betekenis vast te leggen. In twijfel wel, in twijfel zit een verlangen naar een nieuwe zekerheid.
Twijfel lijkt dus in de praktijk van het dagelijks leven op verwondering, maar haalt verwondering weg, het is een nabije vijand, iets dat je kunt verwarren met verwondering maar je op een ander spoor zet.
vervolg
Dit was het uitstapje, omdat ik het niet kon laten u een proefje te geven over hoe Boeddhistische psychologie werkt. Nu ga ik weer verder met mijn verhaal.
In mijn leven maakte ik me de verwondering eigen, ging ervan houden om het politieke gelijk los te laten, om te beseffen dat er altijd weer meer betekenis in alles te ontwaren is, meer inzicht in alles wat je in het leven tegenkomt. Dat is voor mij mijn spiritualiteit geworden: niet weten, openhouden, blijven verwonderen, reageren op wat zich aandient en dóórzoeken naar nog rijkere betekenissen: “Hoe grenzeloos de werkelijkheid ook is, ik zal haar geheel waarnemen,” beloof ik in mijn boeddhistisch ochtendgebed.
Ik begon vertrouwen te krijgen in het feit dat er geen eindwaarheden zijn, dat er steeds weer nieuwe betekenisgeving zal komen. En plotseling was daar een ervaring die ik mijn “bekering” noemde, het besef dat ik geloofde in God. Het is moeilijk te achterhalen maar dit schreef ik pas geleden naar een vriend (en dit is een lang citaat): “Wat gebeurde er toen? Ik denk dat de zoektocht voorbij was. Plotseling zag ik mezelf als onderdeel van de wereld, als een gewoon mens tussen andere gewone mensen – die allemaal met dezelfde processen worstelen en dezelfde soort rijkdom vinden. Ik herinner me dat ik het vertrouwen kreeg dat wat er ook gebeurt, het leven een antwoord geeft, een vervolg, waar altijd weer kansen en mooie dingen zich aandienen. Ik denk dat ik mijn leven tot dan toe buiten mezelf heb gezocht naar betekenis en zinvolheid van leven, als iets waar ik deel van uit kon maken, de juiste groep of het juiste standpunt. Ik neig daar nog steeds naar maar nu kan ik me ervan losmaken. Ik kan terugkeren naar mezelf, naar de geborgenheid in het leven, zoals geschreven staat: “Mijn naam geschreven (getatoeëerd) in de palm van zijn hand”. Dat is een hele basale ervaring van vertrouwen. Vertrouwen terwijl ik niet weet wat het leven me brengt. Ik kan dat niet weten – moet het afwachten en me voegen naar wat het me biedt: pijn of geluk. Soms kan ik pijn ook als geluk voelen, als levensvreugde. Dat is als ik leef vanuit verwondering om het leven!” – einde citaat.
In de weken na mijn “bekering” gingen ineens al die oude kerkelijke termen voor me leven: “Mijn naam staat geschreven in de palm van zijn hand” en zelfs “genade” en “de Vreze des Heren” – ze kregen ineens betekenis voor me. Er is geborgenheid in de wereldgrond, we zijn onderdeel van een groot geheel, waarover we ons kunnen verwonderen. Bekering gaf me een grondeloos vertrouwen in God als grond in mijn leven, het thuis van de thuislozen.
Mijn bekeringsproces was een proces waarin Christendom en Boeddhisme parallel gingen. De 25 jaar dat ik nu voorga in De Duif in Amsterdam waren ook 25 Boeddhistische jaren. Uiteindelijk heb ik 8 jaar geleden officieel toevlucht genomen tot het Boeddhisme, dat wil zeggen dat ik nu ook formeel boeddhist ben. En ik werd boeddhist omdat het me handvatten aanreikt om meer en meer vanuit die verwondering en de openheid te kunnen leven.
Ik zal u nu wat meer vertellen over Boeddhisme, de geschiedenis en de inhoud van het Boeddhisme, omdat ik verwacht dat dat u minder bekend is.
Boeddhisme, geschiedenis
Het Boeddhisme ontstond rond 400 voor Christus in India, waar Boeddha in 450 vChr in het zuiden van Nepal geboren werd. Hij trok zo’n 60 jaar rond na zijn verlichting als thuisloze monnik en kreeg vele volgelingen. Vanuit India verspreidde het boeddhisme zich en verbond zich met de religies die in de landen waar het aankwam.
Vanuit India verspreidde het zich naar het zuiden, naar Sri Lanka, Birma, Thailand, Cambodja en zo ontstond de Theravada traditie, die het meest dichtbij de oorspronkelijke leer bleef van de Boeddha. In verschillende meerjaren durende concilies zijn de verhalen van de Boeddha op schrift gesteld die als de canon zijn gaan gelden. Er ontstond tijdens het 4e concilie (100 v Chr) een belangrijke scheuring – het Mahayana boeddhisme ontstond. Belangrijkste karakteristiek is het geloof in de Boddhisattva’s: je kunt als mens kiezen om niet verlicht te raken maar steeds terug te keren in de kringloop van het leven. Een belofte om pas verlicht te raken als iedereen op aarde verlicht is en als Boddhisattva, heilige zeg maar, dat proces te ondersteunen. De zen en het Tibetaanse boeddhisme vallen onder het Mahayana boeddhisme. De Theravada traditie niet.
Door Boddhidharma werd het boeddhisme naar China gebracht (rond 500). En via Korea en Vietnam kwam het boeddhisme in Japan. Het Zenboeddisme ontstond door contact met Taoisme. Meditatie en concentratie zijn belangrijk, en zo ook onstond door vermenging van deze concentratie-oefening met dagelijks leven: boogschieten, thee zetten, bloemschikken, kalligraferen, tuinen maken volgens zenprincipes.
Pas in de 9e eeuw werd het Boeddhisme vanuit India in Tibet geïntroduceerd (Padmasambhava). Het vermengde zich met de Bönreligie en er ontstonden verschillende Tibetaanse geheime leren.
Het zijn met name christelijke kloosterlingen geweest die de oosterse meditatie naar het westen hebben gehaald. Voor de 2e wereldoorlog waren dat Thomas Merton, een trappistenmonnik en Hugo Makibi Enomiya Lasalle, een jezuïet en missionaris in Japan. Zij hebben de lijn naar het zenboeddhisme gelegd. In Nederland heeft Mimi Marechal, Graalvrouw die na de oorlog naar Japan was getrokken, vanaf de jaren 60 het zenboeddhisme mee terug genomen naar retraitecentrum De Tiltenberg, waar ik ook kennis maakte met de zen.
Ook werden er in kloosters, zoals in Zundert en op De Tiltenberg boeddhistische retraites gehouden, al dan niet in combinatie met christelijke eucharistie. Ook vele protestanten vonden zo hun weg naar het getijdengebed of de meditatie.
Naast de westerse mensen die naar het Oosten zijn getogen, uit interesse voor de Oosterse leefwijze en religies zijn er ook uit allerlei verschillende Aziatische landen monniken en lama’s naar het westen getrokken om er het boeddhisme te brengen. Het Boeddhisme is geen missionerende religie, het waren vooral de maatschappe-lijke ontwikkelingen die zorgden voor verspreiding.
In 1959, toen de inval van China in Tibet plaatsvond, vluchtten vele lama’s en monniken naar India en trokken van daaruit over de wereld. Het oorspronkelijke Tibetaanse boeddhisme is een geheime religie, en zonder deze inval nooit het westen zou hebben bereikt. Nu raakte het Tibetaans boeddhisme verspreid over het hele westen.
Chogyam Trungpa, een erkende reïncarnatie van een lama die op jonge leeftijd moest vluchten uit Tibet en al van kinds af aan onderwezen was in alle rituelen en kennis, kwam in 1963 op 24-jarige leeftijd naar Engeland. Hem beviel de westerse leefstijl en hij zocht naar een goede integratie met het Tibetaans boeddhisme. Hij leidde een nogal vrij en virtuoos leven, hij emigreerde naar de VS en richtte er tal van scholen en een universiteit op. Hij schreef vele inspirerende boeken. In Nederland is de Shambalatraditie op zijn werk en scholing gebaseerd. Hij schijnt gestorven te zijn aan een alcoholverslaving, en ook zijn gedrag zou nu door de Me Too discussie achter onder de loep te nemen zijn.
Het zenboeddhisme is in het westen vooral geïntroduceerd door christelijke klooster-lingen, die in Japan hebben gewoond. D.T. Suzuki, hoogleraar boeddhistische filosofie bracht vooral dmv lezingen, vertalingen en overdracht zen naar de VSt. In de jaren 50 gaf hij daar ook les. Het zenboeddhisme is waarschijnlijk als eerste naar het westen gekomen en ook het meest uitgebreid al doorgegeven aan nieuwe generaties westerse leraren. Zo ben ik bij Roshi (de hoogste titel in het zenboeddhisme) Joan Halifax op retraite geweest, die transmissie kreeg van Roshi Berni Glassman, die transmissie kreeg van Maezumi Roshi. En Joan Halifax heeft Irene Bakker hier in Nederland weer transmissie gegeven.
Een monnik uit een andere boeddhistische traditie die naar Nederland kwam was Vipassanaleraar Mettavihari. In 1973 werd hij naar Nederland gezonden om een tempel te vestigen, met name voor Thaise vrouwen die in Indonesië met Nederlandse mannen waren getrouwd en naar Nederland waren geëmigreerd. Hij bezocht het hippiecentrum De Kosmos, kreeg de schrik van zijn leven, maar ontdekte dat deze hippies rijp waren voor het echte meditatiewerk en startte met meditatielessen aan Nederlanders, in Waalwijk, Amsterdam en Groningen. Meerdere van zijn leerlingen, waaronder voormalig katholiek non Jotika Hermsen zijn weer leraren geworden met een eigen school in Nederland.
Op dit moment zijn er tientallen scholen en stromingen van Boeddhisme in ieder westers land vertegenwoordigd. Bij de BUN alleen al zijn er meer dan 42 boeddhistische centra aangesloten vaak met meerdere vestigingen in verschillende steden van Nederland en dat rijtje is lang niet uitputtend. Wij kennen hier dus meer verscheidenheid in Boeddhistische tradities dan in de oorspronkelijke landen!
Meditatie
In het westen is met name de meditatiepraktijk overgenomen en wordt dat als de kern van “het boeddhisme” beschouwt. Laten we even kort mediteren op de manier waarop dat in zenboeddhisme wordt onderwezen.
Kenmerkend voor de instructie voor zazen, alleen-maar-zitten, zenmeditatie. Meestal in periodes van 20 minuten, afgewisseld met 5 minuten loopmeditatie, waarna opnieuw 20 minuten wordt gezeten, bij een intensieve training een uur of 6 – 8 per dag, de hele dag in volkomen stilte. Wat je doet is voortdurend je gedachten onderbreken en je aandacht naar je ademhaling brengen, zonder ophouden en zonder er oordelen over te hebben. Langzaam stijgt je concentratie. Zazen is een vorm van concentratiemeditatie die tot een heldere gerichte geest leidt.
De meditatie in de Theravada traditie lijkt in eerste instantie op die van de zen, maar is anders. Je kijkt naar wat er in je geest gebeurt, heb je lichamelijke sensaties (jeuk, pijn, vermoeidheid enz), of zijn er gedachten, gevoelens, herken je patronen in je geest? Dat benoemen en weer loslaten geeft je inzicht in hoe je geest werkt. Ik houd erg van deze methode.
De verschillende scholen in Nederland beoefenen op steeds weer andere wijzen de meditatie. Zelfs binnen een stroming is er een groot verschil van mening over de wijze waarop. Ik herinner me de discussie in De Tiltenberg (waar ik een tijd directeur van was) toen de coördinator zenmeditatie besloot dat voortaan niet meer met het gezicht naar de muur maar met het gezicht naar binnen toe werd gemediteerd. Dat werd door sommigen heftig afgewezen.
De meditatie is in boeddhistische landen eigenlijk aan de echte kloosterlingen, en dan nog het puikje van de zalm, voorbehouden, zoals in vorige eeuwen ook in Nederland. Ook al is het in veel landen de gewoonte dat leken tijdelijk intreden en voor enige weken tot enige jaren monnik of non zijn voordat zij weer een gewoon leven als leek leiden, in de meeste klooster wordt minder gemediteerd dan hier in een boeddhistische retraite.
Zelf bij ik 2 weken ingetreden geweest in een klooster in Thailand, in Nakom Pathom, het enige vrouwenklooster dat het land rijk was. Iedere ochtend en avond werd er gemediteerd en gechant. Maar eerder dan het geconcentreerd mediteren, stond studie en werken er centraal.
Het boeddhisme voor leken bestaat in boeddhistische landen vooral uit dana, de kunst van het geven – voedsel aan de monniken, maar ook aan elkaar. Geven is de belangrijkste deugd om te ontwikkelen, het gaat namelijk rechtstreeks tegen onze neigingen van hebzucht en afkeer in.
De boeddhistische levenswijsheid wordt ook in Nederland ook nog door al die boekenwijsheid omarmd, maar de ethiek van dana, geven, is amper ontwikkeld.
Boeddhisme – de inhoud
Het boeddhisme is geen godsdienst. Het is een levenswijze waarin men tot inzicht wil komen in de wezenlijk aard van het bestaan en zo tot verlichting te geraken. En wat is de definitie van verlichting? Een verlicht persoon is niet meer in staat zichzelf of een ander kwaad te berokkenen. Hij of zij kan alleen nog maar goeds betekenen voor de wereld.
Er zijn drie zaken die onze verlichting verduisteren, en dat is de mens aangeboren neiging om onszelf te bevoordelen boven anderen. We identificeren ons met ons ego, ons ikje en laten ons gedrag bepalen door valse ideeën over waardoor we gelukkig zouden kunnen worden:
Meditatie is een manier van inkeer waardoor je in je eigen geest de mechanismen gaat herkennen van deze 3 waarheden.
Allereerst is meditatie het herkennen dat je neigingen en gedachten hebt. Je beseft dat die gedachten je natuurlijke lichamelijke lijden versterken. Je angst voor wat er gaat gebeuren, je hebzucht om iets te krijgen dat je nog niet hebt – dat veroorzaakt geestelijk lijden.
Je ziet je gedachten en neigingen gaan, herkent ze voor wat ze zijn: de wens van je ego om niet onder ogen te zien dat het geen eeuwigheidswaarde bezit, dat de wereld niet uiteindelijk bevredigend is voor het ego, en dat het lijden bestaat.
In meditatie los je het geloof in die basishouvasten op en krijg je een grond in de boeddhanatuur, de vonk in je bewustzijn die je lijn naar verlichting is, het volledig los raken van het kunnen toebrengen van kwaad aan jezelf of anderen.
Dogma’s
Zo – dat was het verhaal over het Boeddhisme en keer ik nu terug naar ons thema: Verscheidenheid in verbondenheid, mijn liefde voor Christendom en Boeddhisme.
Ieder geloof kent dogma’s. En dan doel ik niet op de kleinburgerlijke dogma’s, zoals het verbod op homoliefde, al dan niet een hoofddoek als teken van zedelijkheid, vrouwen in het ambt of anticonceptie. Als puber gooide ik het hele geloof en de kerk weg, juist omdat ik die kleinburgerlijke dogma’s verafschuwde. Ik zie die kleinburgerlijke dogma’s nu eerder als cultuurinvloeden met een spiritueel sausje.
Toen ik op mijn 27ste Filosofie in relatie tot het Christendom ging studeren, volgde ik theologie als bijvak. Ik leerde van de teksten van de theoloog Karl Barth dat de Ene God niet kleinburgerlijk is, maar een God die de stoelpoten onder die van alle goden wegzaagt. Hij heeft ons bevrijd van alle (af)goden die ons afhankelijk maken. God bevrijdt ons juist van alles wat ons klein houdt in het leven en in de kerk. In de Ene God geloven betekent vertrouwen hebben dat wat echt waardevol en verrijkend is, zich aan ons zal openbaren. Die bevrijding duldt geen God die ons aan banden legt, geen leider om te gehoorzamen, geen houvast aan eeuwige waarheden en regels, geen toverspreuken of absolute geloofsartikelen, zelfs geen geloof in één God, alleen de genade van inzicht en verantwoordelijkheid in het leven. Dat de God die het joodse volk uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd geen andere goden duldt, betekent niets anders dan: wees vrij – vertrouw de Geest, wees in het hier en nu, leef de waarheid van de genade in je hart.
Vrijheid in je hart en niet iets op gezag aannemen – dat is mijn uitgangspunt. Tegelijk besef ik heel goed dat ieder geloof dogma’s kent als openbaringen, onbewijsbaar. Je moet ze aannemen, erin meegaan, anders komt de diepte van het geloof niet tevoorschijn.
Boeddhisten kennen het dogma van de reïncarnatie en het karma: alles wat je meemaakt komt voort uit eerdere daden. Iedere daad in je leven heeft een effect, een energie die een nieuwe situatie creëert in je huidige leven of in je volgende. Wie goed doet, goed ontmoet – zeggen wij. Zoiets is het: alles wat ik meemaak is het gevolg van iets wat ik eerder in gang gezet heb. Ik kan dáár niets aan veranderen. Ik maak dingen mee, gevoelens overspoelen mij, gedachten dringen zich op – dat komt door mijn karma. Máár / ik ben vrij in mijn handelen, ik hoef niet ondoordacht mijn neigingen te volgen. Door nú op een juiste wijze te handelen voorkom ik vervelende gevolgen in de rest van mijn leven of mijn volgend leven. Dit dogma is onbewijsbaar maar richtinggevend voor de bevrijding die het Boeddhisme nastreeft: het oplossen van alle karma om verlichting te bereiken.
Christenen delen het geloof in God de Vader, de Zoon én de Heilige Geest: één drievuldige God die geen andere goden naast zich duldt. In het christendom is God bevrijder. Het dogma zegt dat God zijn zoon, Jezus Christus, stuurde om voor ons te sterven, zodat we niet in eeuwigheid hoeven te lijden. Wij zijn dus al bevrijd, al beseffen we dat heel vaak niet. Door ons over te geven aan dit dogma kunnen we de bevrijding die in ons huist laten openbloeien.
Op een vreemde maar elegante manier komen het boeddhisme en christendom hier samen. Niet in het geloof in Christus natuurlijk, maar wel in het geloof in bevrijding. Bevrijding is, denk ik, naast compassie, het grote thema van alle religies.
Blijkbaar hebben we bevrijding nodig. En sterker nog: blijkbaar is bevrijding mogelijk! Helaas worden geloof en kerk maar al te vaak ingezet voor het tegendeel van waarvoor ze zijn bedoeld: houvast en zekerheid.
Ik ga ervan uit dat wil je het leven begrijpen, je dan in wat je meemaakt moet verdiepen. Bevrijding heeft geen definitieve tekst, geen vastgelegde rituelen en kent alleen tijdgebonden uitingen. Wij zijn het die het geloof tot leven kunnen brengen, en daarmee veranderen, bij de tijd kunnen brengen, doorleven – vernieuwen.
Door enerzijds me zo te verbinden met mijn religies en ze tegelijk zo te doorgronden hoop ik meer diepgang in mijn bestaan te vinden, en ook die aan anderen te kunnen aanwijzen. Meer begrip, meer passie en levensvreugde.
Daarom hebben wij in oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam in de Kerstnacht de vrouwelijke kracht van God bezongen. We zijn met een imam en een rabbijn voorgegaan, en met een zangeres van Koreaanse meditatieve muziek. We hebben kinderen gedoopt met een fluisterritueel, brood en water gedeeld met een moslimvoorgangster, een Leonard Cohen-viering gehouden en een Bluesviering. En meer nog dan deze creatieve benaderingen probeer ik in iedere viering het leven te begrijpen en te bespreken hoe we het waardevol kunnen leven. Ik heb het over gelijk hebben of gelukkig willen zijn, over actie-reactiepatronen doorbreken, over de vraag hoe je in de meest moeilijke levensomstandigheden een baken in de branding kunt zijn. Ik bespreek de basisvraag in het leven: als er niets meer is wat je kunt doen, wat ga je dan doen? En ik leg uit dat leven vreugde is, hoeveel pijn er ook is.
Uiteindelijk is de vraag hoe zinvol te leven dát wat alle religies bindt.
Hoe werkt het nu voor mij in de praktijk?
Iedere dinsdag ga ik naar koor en zingen we Oosterhuis, iedere zondag ga ik naar de kerk. Ik vind het heerlijk te zingen, te bidden, de bijbelse verhalen te ontrafelen en te doorkauwen. Ik ga voor, bereid mijn vieringen voor, sta daar voor wat ik te vertellen heb, wat het leven zin geeft en draag het uit met vuur en ziel en zaligheid.
Iedere ochtend doe ik wat yoga-oefeningen om te rekken en strekken. Dan neem ik toevlucht tot de Boeddha, de Dhamma en de Sangha. Dit is de basistekst die je uitspreekt als je boeddhist wilt worden, een soort doopritueel. Voor mij staat de Boeddha, voor de natuur in mij die open is voor leven en wijsheid en eenvoud. Ik wacht tot ik dat in mijn lijf voel voordat ik toevlucht neem tot de Dhamma, de warmte in mijn hart die liefde is en kennis en ervaring van wijsheid. Dan neem ik toevlucht tot de Sangha, de wereld waar ik deel van ben en voor open sta, alle leermomenten en alles wat ik te geven heb. En dat herhaal ik dan nog 2 maal.
Na deze toevluchtname doe ik de 4 boddhisattvageloften:
Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik zal ze alle bevrijden.
Hoe grenzeloos de werkelijkheid ook is, ik zal haar geheel waarnemen.
Hoe bedrieglijk de passies ook zijn, ik zal ze alle omkeren
Hoe eindeloos de weg van ontwaken ook is, ik zal hem ten einde gaan.
Deze eeuwenoude gelofte is mijn gelofte aan het leven - zo wil ik in het leven staan. En tenslotte roep ik nog 3 maal de 4 perfecties aan, de kerndeugden van het Boeddhisme: liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, medevreugde, gelijkmoedigheid. Metta, Karuna, Mudita, Upekkha.
En daarmee ga ik fris de dag tegemoet. In mijn werk heb ik het niet over God nog over metta of genade of boddhisattva. Het Christendom en Boeddhisme is in mijn leven mijn uitgangspunt, mijn intentie, een openheid voor wat zich aandient. Alles wat ik in mijn werk of leven of liefde doe moet buiten de hokuspokus blijven – ik bedoel voor de hokuspokus voor anderen, niet voor mezelf. Een ander heeft geen bekering nodig om te kunnen begrijpen wat ik bedoel.
Verscheidenheid in verbondenheid
Ik heb u meegenomen door mijn eigen geschiedenis heen en door de geschiedenis en inhoud van het boeddhisme, omdat ik denk dat verdieping nodig is om te begrijpen wat nu zo aansprekend is, en inspirerend voor mij. Het Christendom heb ik een beetje verwaarloosd in mijn verhaal, omdat u –net als ik– daarin gepokt en gemazeld ben. Het is mijn thuisplek, waar ik me in koesteren kan en waar ik diepere betekenis kan vinden van wat me al bekend is. Juist het boeddhisme helpt me om beter te onderzoeken. Het boeddhisme leert dat lijden ontstaat door alles wat de geest vastgrijpt. Bevrijding daarvan is mogelijk, verlichting van de geest. Het boeddhisme brengt me inzicht, scherpte, helderheid en leegte – openheid voor niet-weten en wel zien, voor aandacht en aanwezigheid bij al wat is. Het christendom brengt me verhalen en leert me de bevrijding van de gebrokenheid van het bestaan. Ik vind er vergeving en verzoening en volheid van liefde, betrokkenheid op elkaar en naastenliefde.
Voorwaar, dit zijn zaken die elkaar uitstekend aanvullen: verscheidenheid in verbondenheid: twee geloven die elkaar kussen .