Toen sprak God deze woorden: ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij.’ Exodus 20:1-5
Voorganger zijn in een kerk – en dan boeddhist worden. Dat is vragen om narigheid, toch? Boeddha en Jezus vereren, dat gaat nog naast elkaar, maar tot God bidden, die Schepper en Vader is, en tegelijk het bestaan van een God loochenen, dat kan toch niet?
Ieder geloof kent dogma’s. Dogma’s zijn openbaringen, onbewijsbaar. Je moet ze aannemen, erin meegaan, anders komt de diepte van het geloof niet tevoorschijn. Boeddhisten hebben het dogma van de reïncarnatie en het karma: alles wat je meemaakt komt voort uit eerdere daden. Christenen delen het geloof in God de Vader, de Zoon én de Heilige Geest: één God die geen andere goden naast zich duldt. Er zijn meer kerkelijke dogma’s, en vooral ook veel kleinburgerlijke, zoals het verbod op homoliefde, op vrouwen in het ambt en anticonceptie. Als puber gooide ik het hele geloof weg, omdat ik de kleinburgerlijke dogma’s verafschuwde.
In het christendom is God bevrijder. Het dogma zegt dat God zijn zoon, Jezus Christus, stuurde om voor ons te sterven, zodat we niet in eeuwigheid hoeven te lijden. En hierin komen het boeddhisme en christendom op een vreemde maar elegante manier samen. Niet in het geloof in Christus natuurlijk, maar wel in het geloof in bevrijding.
Blijkbaar hebben we bevrijding nodig. En sterker nog: blijkbaar is bevrijding mogelijk! Helaas worden geloof en kerk maar al te vaak ingezet voor het tegendeel van waarvoor ze zijn bedoeld: houvast en zekerheid.
Door de theoloog Karl Barth besefte ik dat de Ene God niet kleinburgerlijk is, maar een God die de stoelpoten onder die van alle goden wegzaagt. Hij heeft ons bevrijd van alle (af)goden die ons afhankelijk maken. God bevrijdt ons juist van alles wat ons klein houdt in het leven en in de kerk. In de Ene God geloven betekent vertrouwen hebben dat wat echt waardevol en verrijkend is, zich aan ons zal openbaren. Die bevrijding duldt geen God die ons aan banden legt, geen leider om te gehoorzamen, geen houvast aan eeuwige waarheden en regels, geen toverspreuken of absolute geloofsartikelen, zelfs geen geloof in één God, alleen de genade van inzicht en verantwoordelijkheid in het leven. Dat de God die het joodse volk uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd geen andere goden duldt, betekent niets anders dan: wees vrij – vertrouw de Geest, wees in het hier en nu, leef de waarheid van de genade in je hart.
Wil je het leven begrijpen, verdiep je dan in wat je meemaakt. Bevrijding heeft geen definitieve tekst, geen vastgelegde rituelen en kent alleen tijdgebonden uitingen. Daarom hebben wij in oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam in de Kerstnacht de vrouwelijke kracht van God bezongen. We zijn met een imam en een rabbijn voorgegaan, en met een zangeres van Koreaanse meditatieve muziek. We hebben kinderen gedoopt met een fluisterritueel, brood en water gedeeld met een moslimvoorgangster en een Leonard Cohen-viering gehouden.
Het boeddhisme leert dat lijden ontstaat door alles wat de geest vastgrijpt. Bevrijding daarvan is mogelijk, verlichting van de geest. Het boeddhisme brengt me inzicht, scherpte, helderheid en leegte – openheid voor niet-weten en wel zien, voor aandacht en aanwezigheid bij al wat is. Het christendom brengt me verhalen en leert me de bevrijding van de gebrokenheid van het bestaan. Ik vind er vergeving en verzoening en volheid van liefde, betrokkenheid op elkaar en naastenliefde.
Voorwaar, dit zijn zaken die elkaar uitstekend aanvullen: twee geloven die elkaar kussen.
Diana Vernooij (1956) is voorgangster in oecumenische basisgemeente De Duif in Amsterdam. Zij is een van de geportretteerden in het boek Flexibel geloven (Skandalon, 2014).