“Boeddhisme en de moderne westerse wereld hebben elkaar beide nodig om succesvol te zijn.” Met deze mooie aftrap begon David Loy zijn college. Binnen het bestek van een uur hield hij een bezield betoog voor een westerse ethiek die het analytisch instrumentarium van het boeddhisme naar het niveau van de maatschappelijke instituties trekt.
“Het moderne westen is het meest succesvol in het idee van sociale rechtvaardigheid. Het is dan wel niet altijd geweldig succesvol in de praktijk, maar de basis is er: mensenrechten, democratie, feminisme, homorechten, anti-slavernij. Het Boeddhisme heeft als hoogste ideaal: persoonlijke transformatie, het ontwaken tot je ware natuur. Beide hebben ook hun beperkingen: sociale rechtvaardigheid raakt maar niet echt geïntegreerd in de maatschappij want het loopt stuk op individuen, en op instituties die een eigen leven leiden. En de persoonlijke transformatie leidt niet automatisch tot maatschappelijke transformatie. Het concept van karma zorgt daarvoor. Immers: als jij macht hebt zal dat wel komen door goede daden uit je verleden en hebben anderen zich naar je te voegen.
Hoe kunnen die twee, westers besef van sociale rechtvaardigheid en boeddhistisch inzicht in de werking van onze geest, elkaar dienen en verder brengen?”
war on terror
Loy gaat eerst dieper in op de joods-christelijke traditie. Hij heeft het later steeds over de Abrahamitische religies, daarmee (zonder het te noemen) de Islam implicerend. Wat de leidraad binnen de Abrahamitische tradities is, is de dualiteit tussen goed en kwaad. God staat achter degenen die goed doen en straft wie kwaad doet. Je ziet het in het Oude Testament bijv terug in de verhalen van Noach en Mozes. En ook Jezus legt de nadruk op het goede. Dus de favoriete manier om naar de wereld te kijken is de bril van goed en kwaad. Die moraliteit leidde samen met de Griekse ontdekking van democratie tot een besef dat de maatschappij veranderd kan worden. Het leidde tot klassenstrijd en revolutie maar ook tot de War on Terror, waarbij beide tegenstanders zich beroepen op een Heilige Oorlog tegen het Kwaad. En we zien dat het maar niet echt succesvol wordt, die inzet voor het goede.
In het Boeddhisme is er sprake van een andere tegenstelling, nl die van begoocheling tegenover wijsheid, ofwel die van onwetendheid tegenover ontwaken. De ethiek hiervan is niet goed versus kwaad, maar bevrijding van lijden. Dat is een elementair andere kijk naar de werkelijkheid. In de mens zit een fundamentele ontevredenheid. Dat is het lijden dat we door onze onwetendheid hopen te dempen door ons te laten leiden door begeerte en haat. Dit inzicht is het doel van de meditatieve praktijk. In de traditie is dat volgens Loy verworden tot: ‘Ik houd mij bezig met mijn eigen verlichting, en met de maatschappij bemoei ik me niet’. Het grote probleem is dat deze houding ons afhoudt om iets te betekenen voor de maatschappij.
geïnstitutionaliseerde vergiften
Loy: “Vanuit de Boeddhistische invalshoek zien we dat de maatschappij niet functioneert als ideaal omdat de personen en de instituties zich laten leiden door hebzucht, kwaadwilligheid en begoocheling. Er is zowel persoonlijke als ook institutionele ontwikkeling nodig om tot sociale rechtvaardigheid te komen. Het Boeddhisme zou breder verstaan moeten gaan worden. Het zou verbreed moeten worden tot een kritiek op de repressie vanuit de sociale instituties.” Als hij onze westerse maatschappij analyseert met een boeddhistische bril op ziet hij de drie vergiften terug in de instituties:
Hoewel dus in de Boeddhistische geschriften zelf geen maatschappijkritiek of rechtvaardigheidsgevoel voor maatschappelijke structuren is te vinden, toont Loy aan dat het wel degelijk mogelijk is met boeddhistische invalshoek maatschappijkritiek te leveren en geëngageerd te zijn. Dit is de kans: de ontmoeting van Boeddhisme en westers rechtvaardigheidsgevoel brengt zelfkennis in het sociaal engagement, en de combinatie kan tot een echte transformatie leiden.
4 december 2014, Diana Vernooij