Artikelen © Diana Vernooij 2006

terug naar Artikelen

Aanwezigheid, mededogen en liefde,

drie christelijke en boeddhistische waarden,
Lezing door Diana Vernooij
24 januari 2006, Immanuelkerk Barneveld.

Deel 1 Het Boeddhisme

Als eerste iets over het Boeddhisme. Hoewel een wereldgodsdienst genoemd, is het Boeddhisme – in de letterlijke zin van het woord – geen godsdienst. Boeddha heeft het nooit over goden en beschouwt zichzelf ook niet als een god of godenzoon. Siddhatta Gotama, de latere Boeddha, leefde aan het eind van de 6e eeuw voor Christus aan de voet van de Himalaya, in India. Hij was een hindoe, een zoon van een rijk man, en het verhaal gaat dat hij verre werd gehouden van ziekte, leed en ouderdom. De ontdekking van het lijden was zo’n schok voor hem dat hij het huis van zijn vader, zijn vrouw en pas geboren zoontje achterliet, en monnik werd, een thuisloze, zonder bezittingen, levend van aalmoezen. De heersende godsdienst, het Brahmanisme was mechanistisch geworden, ritualistisch en verbonden met macht en geld. Vele religieuze bewegingen waren daar een reactie op. Siddattha sloot zich aan bij de op dat moment sterk in zwang zijnde religieuze onafhankelijk¬heids¬beweging. Hij beoefende yoga en daarna een zelf¬gekozen zelfkastijding 6 jaar lang om de begeerte uit te bannen en tot verlossing te komen. Hij werd erg mager en ging er bijna aan onderdoor voor hij ontdekte dat zelfkastijding niet de weg was tot verlos¬sing. Er ligt eenzelfde soort fanatisme aan ten grondslag als bij begeerte. Dat fanatisme staat de innerlijke houding van loslaten in de weg staat en maakt daarmee een rustige zuivere geest onmogelijk. Boeddha zocht en maakte een middenweg mogelijk.

Wat is de kern van het Boeddhisme?
Het Boeddhisme is een pragmatische levensfilosofie die verlichting nastreeft, en alles dat helpt is daarin toegestaan. De kern is de erkenning van het lijden van mensen. Het boeddhisme onderscheidt in het gewone onontkoombare lijden: pijn door ziekte, honger, ouderdom en dood, en het lijden dat wij nu psychisch zouden noemen: de angst voor verlies, hebzucht en de pijn omdat je niet krijgt wat je verlangt. Wij hebben over dit soort lijden de uitdrukking: ‘de mens lijdt het meest om het lijden dat hij vreest’. Boeddha zegt dat we pijn, ziekte en ouderdom niet uit de weg kunnen gaan, maar dat het echte lijden pas ontstaat in het verzet, de ontkenning en het bevechten van pijn en gebrek. Aan het lijden aan pijn kunnen we een eind maken. Dit onderscheid is essentieel, want hier wordt al door veel mensen direct Boeddha’s leer verkeerd begrepen. Boeddha zegt dus dat pijn, ziekte, ouderdom, verlies onontkoombaar zijn, maar dat we daar in vrede mee kunnen leven, verlicht zelfs.
Wat ons tegenhoudt is het verzet, de ontkenning en de begeerte. Dat is de wortel van het lijden. De opheffing van het verzet, de ontkenning en de begeerte is de weg tot beëindiging van het lijden.
Eigenlijk is dit de kern van de leer van Boeddha: houd je geluk niet vast en vrees de pijn niet – wees met wat er is en het lijden is verdwenen. De rest van het boeddhisme zijn uitwerkingen en hulpmiddelen om tot opheffing van het lijden te komen.

Het verhaal waarmee ik de avond begon zegt in de kern hetzelfde. De monnik hing in de afgrond aan een graspol, boven hem een hongerige tijger, onder hem een hongerige tijger. En dan die aardbei, stel je voor een prachtige rode aardbei. Hij smult ervan, wat een genot.
Kunt u het zich voorstellen? Nee, waarschijnlijk niet – ik ook niet – maar ik vind het wel een prachtig verhaal – dat de essentie weergeeft waar het in het boeddhisme om gaat: waarom je zorgen maken om wat je hebt verloren, waarom angst voor wat komen gaat – wees bij het moment dat er is – geniet, terwijl je weet welke bedreigingen er zijn – geniet van wat het leven je hier en nu biedt.

Terug naar de geschiedenis van het Boeddhisme:
Boeddha kreeg volgelingen, velen die als thuislozen gingen leven, rondtrokken, voor hun eten bedelden en vertelden over het eind van het lijden. Na enig verzet liet Boeddha ook vrouwen toe als monniken.
Boeddha hield zich niet met politiek of machtsvorming bezig. Zijn orde groeide snel want, in tegenstelling met het Brahmanisme:


Toen Boeddha oud werd wees hij welbewust geen opvolger aan. De leer zou mensen voldoende moeten zijn. Niet een meester die het weet is van belang, niet iemand om in te geloven en te volgen maar jet toetsen van de leer aan je eigen praktijk, je eigen leven.
Later, toen het Boeddhisme groeide, werd het Boeddhisme her en der staatsgodsdienst, en zoals gebruikelijk zorgde dat voor macht, verspreiding en ook geweld en dood.Uiteindelijk is het Boeddhisme een leer geworden met vele leraren, vele stromingen, waar de leraar – leerling verhouding overal belangrijk is en waar leraren hun eigen opvolgers aanwezen, soms een, soms meerdere.

De leer van de Boeddha

De verlichting, de beëindiging van het lijden is in principe voor iedereen toegankelijk, mannen, vrouwen, leken en monniken. De Boeddha benadrukt dat mensen niet door autoriteit maar door het eigen inzicht en de zelfervaren heilzaamheid de leer moesten accepteren. De leraar helpt maar is geen bemiddelaar, en ook geen vertegenwoordiging van een God op aarde – zoals we uit het christendom kennen. De kern van de leer geeft geen plek aan een God of aan goden.
Het Boeddhisme is voortgekomen uit het Hindoeïsme, dat vele goden kent. En het Boeddhisme heeft, om de leer voor het gewone volk toegankelijk te maken, de plaatselijke goden overgenomen, maar ze behoren niet tot het wezen van het Boeddhisme. Het Boeddhisme is zo versmolten geraakt met het Hindoeïsme in India, met de Bónreligie in Tibet waar magie een belangrijke rol vervult en met het Taoïsme in Japan waardoor de strengere Zenversie ontstond.
Hoe sterk die verwevenheid is met de plaatselijke omstandigheden geeft wel het ontstaan van de dubbelfunctie van de Dalai Lama weer. Hij is gereïncarneerd leider, zowel politiek als geestelijk van Tibet. Na zijn dood gaan de andere leiders op zoek naar het kind dat de nieuwe reïncarnatie zou zijn van de Dalai Lama.
Als je naar de ontstaansgeschiedenis kijkt dan zie je dat het religieus en politiek leiderschap een strategische uitvinding van de Mongoolse Khans is, die Tibet overheersten en zich ook tot het Tibetaanse boeddhisme hadden bekeerd. De Tibetanen hadden juist de kunst van bewust reïncarneren uitgevonden. De Khans zetten deze kunst in om te voorkomen dat in Tibet een dynastie zou kunnen ontstaan, die ooit hun machtspositie kon bedreigen. Daarom gaven zij aan de toenmalige abt van het Drepung klooster de titel Dalai Lama en benoemden hem tot geestelijk en wereldlijk leider van Tibet. Hij was de derde abt en werd daarom de derde Dalai Lama genoemd, terwijl zijn beide vorige incarnaties postuum ook die titel kregen.

Het Boeddhisme is in drie hoofdstromingen te onderscheiden: Hinayana, Mahayana en Vajrayana. Het Hinayana beroept zich op de oudste teksten en is het eerst ontstaan. Deze stroming heerst in bijv. Thailand en Birma en is daar staatsgodsdient. De Vipassana training, inzichtsmeditatie, is in Nederland afkomstig uit deze stroming. Het Mahayana erkent meer teksten als van Boeddha afkomstig, kent meer rituelen en stromingen. Het zenboeddhisme is daaruit afkomstig. Het Vajrayana is nog weer verder ontwikkeld en bevat vooral het Tibetaans boeddhisme, waar de ontwikkeling op het pad via vele inwijdingen plaats vindt. Nu het Boeddhisme in het westen geïntroduceerd wordt komt het met het Christendom en de westerse verlichting in aanraking. Het is niet strijdig met de moderne vormen van het Christendom, en naar mijn idee ontstaat er een uiterst vruchtbaar spanningsveld tussen westers Christendom en Boedd¬hisme. Met name onze westers Christelijke aandacht voor rechtvaardigheid, onze sociale betrokkenheid, ons individualisme, anti autoritaire en kritische houding, ons antiklerikalisme en feminisme maken de confrontatie heel interessant. Daar komen straks op.

Deel 2 Meditatie

Het voornaamste middel van het Boeddhisme om tot inzicht te komen is meditatie, het stil zitten op een kussentje en in rust en aandacht je geest observeren, alles wat opkomt aan gedachten, emoties en neigingen, zonder daar iets anders mee te doen dan het op te merken en er je niet door mee te laten slepen. Meditatie werkt als een glas modderwater dat geroerd is en tot bezinken komt. Na een kwartier ligt het zand op de bodem, en is het water helder.

Ik wil voorstellen om nu een kleine meditatie te doen met elkaar, vooral om het beeld te ontkrachten dat mediteren wegzweven is – het is alles behalve dat. Het kan verhelderend zijn, voor wie nooit heeft gemediteerd om iets te ervaren van waar we het over hebben. Het is niet verplicht. U kunt ook gewoon blijven luisteren en u afzijdig houden. Ik zal u er doorheen leiden met wat instructies. We beginnen met 3 slagen op de klankschaal en eindigen met 1 slag.

3 slagen op de klankschaal
Goed zitten, rechtop, niet tegen de leuning, voeten stevig op de grond, zitbotjes in de stoel drukken. Leg uw handen in uw schoot, maak met uw rechterhand een klein kommetje, leg uw linkerhand hierin, uw vingers over elkaar, de toppen van uw duimen tegen elkaar aan, ontspannen, armen ontspannen, schouders ontspannen.
Stel u een touwtje voor van uw kruin de hemel in, daar is uw lijf aan opgehangen en ontspannen.
Adem een paar keer diep in en uit en laat uw kruin aan de hemel hangen terwijl de rest van uw lijf ontspant.
Uw ogen houdt u geloken, dat wil zeggen, dat u ze zacht geopend houdt, zonder te fixeren, in een hoek van 45 graden naar beneden voor u. Uw mond is ontspannen en een uw lippen wijken iets van elkaar.
U houdt uw ogen open, uw lijf ontspannen en u ademt in en uit, gewoon uw eigen tempo. Verander er niets aan maar wees u bewust van uw adem hoe die uw neus in en uitgaat.
Luister naar uw adem, … voel uw adem, in en uit.
U gaat uw adem tellen: bij inademing zegt u 1, bij uitademing 2 en zo door tot 10. En dan begint u weer opnieuw bij 1. Het is namelijk niet de bedoeling om ergens te komen of iets te presteren.
U zult merken dat er gedachten opkomen, en dat u vergeet waar u was gebleven met tellen. Of er is een gevoel dat over u komt. Het besef is belangrijk. U merkt op dat u weg was, u laat de gedachte gaan als een ballon die leegloopt en u gaat weer tellen.
Bij de inademing strekt u een beetje op vanuit uw kruin, en u let ook op uw houding. Bent u gespannen? Uw schouders, rug, uw armen? Laat bij de uitademing alles weer ontspannen. Adem in, adem uit, tel uw adem en ontspan. Slag op de klankschaal.

Dit is de basis van mediteren. Het leert je te observeren wat er in je opkomt en het leert je om het weer te laten gaan. Je forceert niets, je veroordeelt jezelf niet, je neemt waar en probeert helder te blijven. Dit is wat er in je omgaat aan gedachten, aan afleiding, aan emoties, zelfs wat er bestaat aan oordelen over jezelf. Kriebels laat je bestaan, ze blijken vanzelf weg te gaan.
Pijn blijkt te worden veroorzaakt door spanning, agressie door oordelen, door niet te willen dat de dingen zijn zoals ze zijn. Het puur observeren dagelijks 20 minuten, het niet reageren en blijven ademen en zacht en aandachtig zijn is de basis van iedere boeddhistische praktijk.
Het is voor ons vaak een hele ontdek¬king te zien dat alles verandert of verdwijnt, ook als wij niet ingrijpen. Het boeddhisme leert dat door ontspanning en acceptatie inzichten ontstaan, niet door redeneringen en geweten. Het leert dat door ontspanning en aandacht verkrampingen wegsmelten, en dat daardoor je goede natuur, de boeddhanatuur, te voorschijn kan komen.

Deel 3 Drie Boeddhistische en christelijke waarden

In de aankondiging van vanvond heb ik het e waarden aangekondigd, “aanwezigheid, mededogen en liefde”, die zowel Christelijke als Boeddhistische waarden zijn. We hebben ze hard nodig – niet alleen om tot bloei te komen maar ook als we op ons pad beperkingen ontmoeten, falen, pijn, verlies.

Het Christelijke gebod van de naastenliefde omvat ze alle drie. Heb je naaste lief als je zelf betekent: bij de ander aanwezig zijn in diens ellende en mededogen hebben voor diens fouten en falen. Liefhebben zien we niet als een emotie, maar als een openen van je hart, je warmte voor een ander. Jouw liefde, jouw aanwezigheid en mededogen doet een ander goed.

Het Boeddhisme kent een soortgelijk begrip, net even anders als naastenliefde, het Boddhisattva-ideaal. Ik zal het uitleggen. Ik vertelde over het onderscheid tussen het Hinayana en het Mahayana en Vajrayana boeddhisme. Het Mahayana- Boeddhisme, waar het zenboeddhisme onder valt kent het Bodhisattva-ideaal. De Bodhisattva is een mens met een alles omvattend mededlgen, die het vaste besluit heeft om zich in de zetten voor het heil van anderen. Hij of zij stelt de eigen verlichting en volledige verlichting en beëindiging van reïncarnatie uit tot alle mensen zijn verlicht. Zijn aanwezigheid is absoluut, zijn mededogen en liefde zijn allesdoordringend.

De Boddhisattva-gelofte luidt:
Hoe talloos de levende wezens ook zijn
Ik beloof ze allen te redden.
Hoe peilloos de oorzaak van lijden ook is,
Ik beloof haar geheel weg te nemen.
Hoe talloos de poorten tot inzicht ook zijn,
Ik beloof ze alle in te gaan.
Hoe oneindig de weg van ontwaken ook is,
Ik beloof haar te gaan tot het einde.

Het is een ideaal dat vele Mahayana boeddhisten nastreven. Bovenstaand gebed wordt iedere dag gereciteerd.
De manier waarop met Boddhisattva’s wordt omgegaan doet mij een beetje denken aan de heiligen in de rk traditie: aan de ene kant is het iedereen gegeven heilig te worden en aan de andere kant zijn er overleden heiligen die je voor hulp kunt aanroepen. Als kind werd ik naar heiligen vernoemt Gertrudis en Maria. Mijn vormsel wijdde ik aan de heilige Liduina, die het lijden kon doorstaan – dat sprak me wel aan. Verder zijn voor mij persoonlijk de heiligen altijd een beetje bloedeloze figuren geweest, hun verhalen zijn schoongepoetst, ontdaan van het echte leven en te braaf gemaakt.
Iedere transcendente Boddhisattva heeft een speciaal ideaal verwerkelijkt, en je kunt deze Boddhisattva aanroepen om hulp. Ik noem een paar Boddhisattva’s op die ik ben tegen¬gekomen:
Avalokitesvara heeft grenzeloos mededogen (karuna) en is voorzien van goede gedachten. Hij wordt aangeroepen met de beroemde mantra: Om manipadme hum (Om, juweel in de lotus! Hum). Hij beschermt tegen acuut gevaar, met kracht wijdt hij zich aan zijn opgave. Kanzeon is de vrouwelijke variant hiervan.
Prajnaparamita, vrouwelijke bodhisattva van de transcendente wijsheid.
Amitabha is de helper bij verlossing.
Manjusri heeft als taak de onwetendheid te vernietigen en het weten op te wekken.
Maitreya is de boeddha van de toekomst die over 2500 jaar op onze aarde een rijk vrij van lijden zal stichten en ondertussen de oude leer in luister herstelt. Hij heeft (evenals Manjusri) al het weten gerealiseerd, zijn lichaam begint te stralen.

Inzoomen
Laten we eens inzoomen op de verschillende begrippen apart, en als toetje wil ik nog extra ingaan op de Hoop, een bij uitstek Christelijke waarde en geen Boeddhistische. Dat om het onderscheid weer wat scherper te maken. Maar eerst de overeenkomsten:

Aanwezigheid
Mattheus 25 zegt over het laatste oordeel: “Dan zal de Koning aan diegenen van zijn rechterhand zeggen: Komt gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en Gij hebt mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt mij opgenomen … Voorwaar ik zeg U: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan”. De tekst is duidelijk, aanwezig zijn met wat je te geven hebt, voor degenen die je nodig hebben – daar draait het uiteindelijk om in het leven en in het laatste oordeel. Iets praktisch doen, eten geven, op bezoek gaan – dat is ook nog te volbrengen zonder echt aanwezig te zijn met je aandacht bij de ander. Hoe veel moeilijker is het om aanwezig te blijven bij pijn en verdriet, je eigen pijn, of die van een ander – we willen er instinctief van af, er liever niets mee te maken hebben. We willen het lijden niet, we willen de vergankelijkheid vergeten, we willen niet echt aanwezig met aandacht en warmte bij pijn en mislukking.
Aanwezigheid bij de naasten is in het Christendom tot daad van barmhartigheid gemaakt – in moderne temen zelfs: een ethische oproep. Het Boeddhisme zegt dat aanwezigheid pas van belang is door de opmerkzaamheid. Als het geen opmerkzame aanwezigheid is, is het zinloos. Hier ligt een belangrijk verschil tussen Christendom en Boeddhisme. Te eten geven aan hongerigen zonder hen aan te zien lijkt voor het Boeddhisme niet veel waarde te hebben – en hierin zou ze wat van het Christendom kunnen opsteken. En omgekeerd ook:
Ben je er helemaal met je aandacht, helemaal in het hier en nu, voel je, zie je, accepteer je wat hier en nu is? Kun je bijvoorbeeld bij een zieke zijn zonder te willen ingrijpen: troosten, hulp geven, opbeuren, gezellig praten. De afgelopen maanden heb ik het van dichtbij meegemaakt, hoe essentieel het voor een stervend mens is om contact te hebben, echt contact, ipv. opgebeurd te worden. En hoe lastig dat is om te doen, met heel je onvermogen om het lijden te verlichten, je aanwezigheid bij het lijden van die ander is zo belangrijk. Daar heb je opmerkingsgave voor nodig, aandachtige en liefdevolle aanwezigheid in de ware zin van het woord.

Mededogen
In de bijbel komen de woorden barmhartigheid, erbarmen en ontferming meer voor dan verwijzingen naar mededogen of medelijden maar het gaat om hetzelfde. Het gaat vaak om Gods barmhartigheid of ontferming: ‘Kyrie Eleison, Heer ontferm u’. We leven in genade, we zijn bevrijd van onze zonden. Denk ook aan de Heiligen, aan Maria, moeder der Smarten, degene die meelijdt met de zieken, degenen in pijn. Ze steunt je en inspireert je om hetzelfde naar je medemensen te doen. Gods erbarmen is voor ons een na te volgen deugd. Denk aan de bijbelverhalen als de Verloren Zoon, wat vol mededogen is. Barmhartigheid gaat boven rechtvaardigheid.
In het Boeddhisme is mededogen mogelijk nog een centraler begrip. Het woord Karuna wordt vaak vertaald met Compassie, om het uit de sfeer van medelijden te halen, en het vuur erin te laten zien: mededogen met liefde, deernis – daar heb je echte aandacht en aanwezigheid voor nodig. Mooi vind ik in het Boeddhisme dat men naast mededogen ook medevreugde zet: het meeleven in iemands geluk is net zo van belang als het meeleven in iemands ongeluk.
Het mededogen is wat de Bodhisattva drijft, u weet wel, de verlichte boeddha die steeds opnieuw herboren wil worden om iedereen te bevrijden voor hij in het eeuwige nibbana wordt opgenomen. De Bodhisattva loopt over van mededogen en heeft weer wijsheid nodig om zijn mededogen te controleren, om te bepalen wat voor hulp een wezen nodig heeft. Ook Boddhisattva’s moeten onderscheiden wanneer zij parels voor de zwijnen gooien en wanneer niet.

Liefde
Hier laat de Concordantie een overvloed aan verwijzingen zien. Liefde is duidelijk een kernbegrip in de bijbel, samengevat in de woorden van Paulus in 1 Corinthen 13: ‘Nu echter blijven geloof, hoop en liefde de grote drie, maar de liefde is de grootste.’
Liefde is een gesteldheid die ons in staat stelt rechtvaardig te leven. Paulus in 2 Tim: “Vergeet dus niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in u is. God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid, maar een geest van kracht, liefde en bezonnen¬heid.” Liefde is een doewoord, niet zozeer een persoonlijke ervaring of emotie.
Dat geldt voor het Boeddhisme ook, het maakt eigenlijk niet veel woorden vuil aan liefde. Het Boeddhisme heeft het vooral over liefdevolle vriendelijkheid, een deugd om anderen mee tegemoet te treden. Liefde stelt je in staat aan egoïsme voorbij te gaan, het stelt je in staat om mededogen te hebben voor anderen, om bij anderen aanwezig te zijn in hun verdriet. In het Boeddhisme gaat het erom alle verkramping, geweld en woede te laten wegsmelten in gelijkmoedigheid, medevreugde en liefdevolle vriendelijkheid.
‘Gij zult uw naaste liefhebben als u zelf’ is dan ook een prachtige opdracht dat ook een Boeddhistische opdracht is. Het bevestigt dat we onszelf moeten liefhebben, niet dresseren maar met groot hart en mededogen kijken naar onze eigen gevoelens en fouten. Als we goed voor onszelf zorgen en dat ook voor anderen te doen dan overwinnen we egoïsme en zinloosheid.

Slot
Ten slotte wil ik nog een paar verschillen aanwijzen tussen christendom en boeddhisme.

geen dogma’s
Het Christendom kent dogma’s, een stelsel uitgangspunten dat je moet aannemen om te geloven. Vader, zoon, Heilige Geest, openbaring, lichamelijke opstanding, zo zijn er nog zo wat. Dat kent het Boeddhisme niet. Het Boeddhisme is een pragmatische religie. Alles wat het aan houvasten biedt (en het Boeddhisme heeft er nogal wat van: het 8voudig pad, de vier edele waarheden, de drie vergiften, de zes rijken) het zijn hulpmiddelen om ons milder en wijzer te maken. Helpen ze om de werkelijkheid beter onder ogen te zien? Ja, dan zijn ze waar. Nee, als ze niet helpen – hoef je ze niet serieus te nemen. Het gaat om het effect.

deugden en ethiek
Een ander belangrijk verschil is de ethiek. De Christelijke ethiek kennen we: het geweten dat ons leidt, de onbaatzuchtigheid, het afzien van je eigenbelang, ten gunste van het algemeen belang, of het belang van de ander. Zelfverzaking.
Toen ik filosofie studeerde ben ik afgestudeerd op Thomas van Aquino die een prachtige vorm van deugdenethiek had: niet door moraal maar door het goede met je hart erbij te doen - slijt je de deugden in in je leven. Je slijt ze net zo lang in, tot je niet anders meer kunt dan het goede te doen. Het goede komt dan als een tweede natuur uit je voort.
Deze benadering lijkt nog het meest op het Boeddhisme. Alleen leert het Boeddhisme dat je door gevoelsmatig contact met wat er in je leeft je tot inzicht komt in het goede. Dat inzicht weer laat je verkeerde neigingen wegsmelten. Leef je woede niet uit, maar voel hem van binnen jezelf verscheuren. Forceer jezelf niet tot het goede, voel de tegenstrijdigheid in je bestaan, doorleef dat tot het einde en zie dat alle weerstand wegsmelt. En ga dan pas handelen. Niet eerder: doe nooit goed als je hart er niet bij is.

Hoop
Ik heb al het verschil genoemd, dat het boeddhisme fundamenteel geen Godsdienst is. Het kent geen God die ons redt of gered heeft. Boeddhisten zijn zelfwerkzaam, geven de hoop op redding op. Niet alleen de hoop op redding, de hoop op zichzelf al is geen boeddhistische waarde.
Dat is in het Christendom anders. Hoop is onderdeel van de grote drie van Paulus: Hoop, geloof en liefde. Het Oude Testament gaat voor een belangrijk deel over hoop op recht¬vaardig¬heid. Er is hoop op de komst van het Koninkrijk Gods, de plek waar gerechtigheid en vrede zal zijn. We putten hoop uit het visioen. Wij ontlenen hoop en kracht om te overleven in barre omstandigheden van onrecht omdat we de wetenschap hebben dat de rechtvaardigheid van God ons leidt, dat we niet ten onder hoeven te gaan aan het slavenjuk.

Toch is dit is niet het soort hoop dat het Boeddhisme afwijst. Het Boeddhisme wijst een ander soort hoop af, namelijk de persoonlijke hoop om verlost te worden van de menselijke omstandig¬heden. Allemaal willen we onszelf redden, gered worden, geen pijn, geen ellende, geen dood. Het Boeddhisme ziet de hoop als de tegenhanger van angst. Zolang er hoop is, is er angst. Zolang er angst is, is er hoop – leert het Boeddhisme. Is er geen hoop meer, dan ook geen angst – waar zouden we bang voor zijn – als we het lijden niet meer uit de weg willen gaan?
Even terug naar de inleiding: er is pijn en er is lijden omdat we het pijn niet willen. Onze hoop om aan de pijn te ontkomen is enorm. We hopen onze onzekerheid uit te bannen, onze angst te overwinnen, vast te houden wat we hebben. Dit is het soort hoop dat het Boeddhisme verwerpt, juist omdat het zorgt voor nog meer lijden. Wat we te leren hebben is ons op ons gemak te voelen in de houvastloosheid, de grondeloosheid van het bestaan. Pema Chodron heeft prachtige boeken geschreven over hoe om te gaan met moeilijke tijden in je leven –ik heb ze verslonden. Ze zegt: “Als we de hoop niet opgeven – dat het ergens anders beter is, dat we een beter mens kunnen worden – zullen we ons nooit op ons gemak voelen waar we zijn of zoals we zijn.” En daar gaat het om in het Boeddhisme: aanwezig zijn in het hier en nu met een warm overstromend hart, ondanks alle beperkingen die er zijn, ondanks alle pijn en onvolmaaktheid. Niet eigenlijk ergens anders willen zijn, niet eigenlijk iemand anders willen zijn, iemand anders willen hebben.

Ten slotte
Hier in de omarming en afwijzing van 2 kanten van de hoop ontmoeten Christendom en Boeddhisme elkaar toch weer: de verschillende interpretaties van hoop verdiepen elkaar en versterken elkaar. De hoop op persoonlijke bevrijding van de menselijke conditie opgeven en tegelijk de hoop op een rechtvaardige samenleving niet opgeven. Hier ligt de basis voor een goede kruisbestuiving. Ik ga daarvoor: het zou een mooie westerse vorm van Boeddhisme en Christendom zijn.

Graag wil ik met u eindigen met de zegenbede die ik in de Duif gebruik bij de afsluiting van mijn diensten:
Moge onze geliefde God dicht bij ons zijn de komende dagen en alle dagen in ons verdere leven. Moge Hij onze ogen en ons hart openen, opdat we onverschrokken en vol mededogen voort kunnen gaan. Moge Zij ons kracht en tederheid schenken en vrede. Amen

Leesadvies:
Pema Chödrön - Als je wereld instort / Waar je bang voor bent – Servire
Joko Beck – Alle dagen zen / Niets bijzonders – Karnak
Han de Wit – De lotus en de roos / De verborgen bloei – Kok Agora – De drie juwelen, hoe het pad van de Boeddha op te gaan – Ten Have.
Hessel Posthuma – Vrees niet, een brug tussen Boeddhisme en Christendom - Meinema

Vorm & Leegte, kwartaalblad boeddhisme, mens, samenleving –
vraag een proefnummer aan (E 2,50) via de website: www.vormenleegte.nl

Diana Vernooij is voorganger in de katholieke basisgemeente de Duif te Amsterdam en redacteur bij Vorm & Leegte, kwartaalblad boeddhisme, mens, samenleving