Artikelen © Diana Vernooij 2010

terug naar Artikelen


Michsjol, tijdschrift voor theologie, maart 2010.

Thuis in het nergens thuis zijn,

chrstelijk en boeddhistisch voorganger zijn in De Duif

Vorig jaar augustus nam ik toevlucht tot het boeddhisme. Dat betekent kort gezegd dat ik met een ritueel tegenover mijn lerares heb bevestigd dat ik boeddhist wil zijn. Al meer dan twintig jaar volg ik boeddhistische retraites. Ik heb studie gemaakt van het boeddhisme en ik leef als boeddhist. Dit wilde ik nu ook openlijk bevestigen. Ik stuurde mailtjes met foto’s rond naar vrienden en familie en ik schreef in het huisblad van De Duif, de oecumenische gemeenschap waar ik al zo’n 17 jaar voorganger ben. Voor veel mensen was het begrijpelijk en logisch. Anderen zagen tegenstrijdigheden, bevroegen mij daarop. Sommigen dachten zelfs dat ik nu eindelijk een keuze had gemaakt. Een citaat uit een mail: “Je bent al jaren bezig om de inzichten van Boeddha en Jezus met elkaar te confronteren en elkaar te laten bevruchten. Blijkbaar heb jij ook ontdekt dat dat uiteindelijk niet mogelijk is. De basisdogma’s van Christendom en Boeddhisme zijn te tegenstrijdig – je moet wel kiezen als je je verdiept. Al lopen beide wegen een tijd lang parallel – of al vallen ze een heel stuk samen – je komt eens op een onontkoombare tweesprong – en kiezen voor de weg via je innerlijk naar het Nirwana of voor de weg via de ander naar het Koninkrijk Gods” .
Kun je voorganger zijn in een christelijke kerk en tegelijk boeddhist zijn? Ja, het kan, ik ben het beide en dat gaat uitstekend. Toch heeft de emailschrijver wel in een opzicht gelijk: bezien vanuit de dogma’s kan het niet. Maar hier wil ik direct een stelling betrekken: naar de kerk kom je om het leven te begrijpen. Dogma’s en theorieën kunnen je op weg helpen. Maar uiteindelijk is het de praktijk van je eigen ervaring en inzicht die onderscheidend is voor een authentiek spiritueel pad, niet het houvast van de dogma’s. Om je eigen spirituele pad te gaan is het nodig om alle dogma’s en theorieën serieus te nemen en ze ook opzij te durven werpen.

voorganger

De Duif is een vrijwilligersgemeente in Amsterdam, ontstaan toen 35 jaar geleden de bisschop de kerk wilde sluiten en het parochiebestuur besloot de kerk te kraken. De gemeente kiest ieder jaar zijn voorgangers, maximaal 10 vrijwilligers die samen alle diensten doen, iedere zondag en met Pasen en Kerstmis . De meesten van ons worden al jaren herkozen, af en toe bedankt iemand en breekt er een nieuw licht door. Nieuwe kandidaten gaan minimaal één keer voor, eer zij verkiesbaar zijn, om de gemeente te laten proeven wat zij in huis hebben.
Ik ben inmiddels 17 jaar voorganger en ga zo’n 6 keer per jaar voor in De Duif. Ik volg daarbij meestal het oecumenisch leesrooster, zoals wij allen doen. Daarnaast hebben we soms themaseries, in ieder geval met advent, in de vastentijd en de zomer. Op verzoek doen we ook doopdiensten, huwelijkssluitingen, verbondsvieringen, uitvaartdiensten. Vaak breng ik naast christelijke teksten ook boeddhistische gebeden of teksten in. Ik vertel een verhaal over een ontmoeting die Boeddha had, een zenverhaal over monniken of ik gebruik de mettameditatie die ik voor de gelegenheid “gebed om liefdevolle vriendelijkheid” heb gedoopt (zie kader). De muziek die we in de kerk zingen is meestal muziek van Oosterhuis en consorten. Ik zing graag in het koor van de Duif. Maar bij bijzondere gelegenheden of in de zomer, als het koor met vakantie is, draai ik muziek van mijn eigen favorieten .

De orde van dienst is de gebruikelijke christelijke: entree, gebed om aandacht, lezingen, overweging, geloofsbelijdenis, breken & delen, voorbeden, zegenbede en dat alles doorspekt met gezang en stilte. In deze aanpak zit een logische lijn, een opbouw van starten, aandacht en concentratie vestigen, afleggen van wat je bezwaart, luisteren naar nieuwe oude woorden, opgeroepen worden om weer te weten waar het om gaat. En dat alles bevestigen we in liederen, in een belijdenis en door te breken en delen met elkaar. Met een zegen gesterkt gaan we de wereld weer in.

Wat is het nu dat ik in mijn diensten wil overdragen, als ik de mensen wil oproepen om weer te weten waar het om gaat? Wij hebben het nodig om aangesproken te worden in het beste dat we hebben, in onze lef en liefde. Opgeroepen worden te groeien, boven je kleine ikje uit – die oproep is krachtig en helpt je om bergen te verzetten.
De overweging is zoveel meer dan een uitleg van de schriftlezingen, meer dan de uitleg van de wil van God, en erg veel meer dan het geven van een goede raad. Een goede overweging raakt hoofd en hart, geeft zin en wijst de richting. Het doet je je persoonlijke privé-wereldje ontstijgen en inbedden in een groter geheel.
In de kerk leren we concentratie, bij datgene te zijn dat er is, met een lied, een gebed, een tekst. Je laat je hart aanspreken, je verstand werken en je lijf te rust komen. Aandacht brengt je altijd bij datgene dat je op dat moment nodig hebt. Een goede dienst wekt op, maakt blij, geeft kracht.

in de kerk

In de kerk zijn we stil, we zingen – dat kanaliseert gedachten en emoties – we bidden. Wat bidden we? We bidden om helderheid, kracht, tederheid, om steun op ons pad. We bidden om ondersteuning van anderen, die het zwaar hebben. We bidden om in staat te zijn te dragen wat op ons pad komt en met de mensen te zijn die onze steun nodig hebben.
Een van de lastige dingen bij de voorbereidingen van mijn diensten in de Duif vind ik het doorbreken van het moralistische denken bij mijzelf en mijn kerkgenoten. “Lieve Heer, help ons om minder egoïstisch te zijn” – alle gebeden die in deze richting gaan, liggen er bij mij uit. Met dat soort gebeden zeggen we dat we het niet goed genoeg doen. Maar we hebben helemaal niet te oordelen over onszelf – en dat is een radicale (zowel christelijke en boeddhistische) keuze. We moeten het juist láten om nog meer ons best te doen om een goed mens te zijn. We hebben te accepteren dat we een goed mens zíjn, in christelijke termen: dat we bevrijd zijn. In boeddhistische heet het dat onze boeddhanatuur tevoorschijn komt als we zijn bij wat is. Juist door te zien, te ervaren en te erkennen wat is verdwijnt de verkramping die ego is.

Dat dit basaal is blijkt uit alle goede bedoelingen die de weg naar de hel hebben geplaveid, alle dingen die mensen veroorzaken door te graag goed te willen zijn. Haastig optreden, een toon van agressie die kapot maakt wat je nastreeft. Mensen willen verdedigen wat hen dierbaar is maar het werkt niet als daar de verkeerde middelen voor worden ingezet. Kwaad kun je niet met kwaad bestrijden, haat valt alleen met liefde en begrip te overwinnen. Dat komt omdat alles wat je aandacht geeft groeit, alles wat je bestrijdt geef je met die aandacht voeding.

Waar we aandacht voor nodig hebben is voor de momenten dat we neigen uit ons ‘goed-mens-zijn’, uit die bevrijding, te vallen. Vallen we uit het ‘goed-mens-zijn’ dan worden goedbedoelde acties contra-productief.
Daarom is het nuttig om je aandacht te besteden aan het ontwikkelen van je goede eigenschappen om bij te kunnen dragen aan het bevorderen van wat goed, mooi en heilzaam is in de wereld.

deugden

Er zijn verschillende manieren om mensen te ondersteunen hun goede eigenschappen te ontwikkelen. Denk aan de roep om normen en waarden – wat helaas alleen de mensen inspireert die het niet nodig lijken te hebben. Gedragslijnen worden vaak in de “Gij zult niet” sfeer neergelegd. Als je je maar aan regels houdt en vooral een aantal zaken niet doet, leef je goed. Bij zulke gedragsregels blijft het volslagen onduidelijk wat mensen positief kunnen bijdragen en ontwikkelen van goede eigenschappen lijkt synoniem met een beheerst en verkrampt mens worden.
Naast normen en waarden kennen we in de christelijke traditie ook de deugden. Door verhalen en voorbeelden worden deugden als aantrekkelijke en inspirerende toekomstbeelden getoond. Helaas is de deugdenleer in de traditie van de Reformatie een ondergeschoven kindje. Dat is jammer, want het biedt ons een alternatief voor een moralistische benadering die mensen vasthoudt in rationaliteit, oordelen en wilskracht. In de katholieke leer (ik ben als filosofe afgestudeerd op Thomas van Aquino) heb je de vier kardinale (Aristotelische) deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en moed; en de drie goddelijke deugden: hoop, geloof en liefde. Tal van andere deugden zijn van deze afgeleid. Deugden kun je in jezelf ontwikkelen en hoe meer ontwikkeld, hoe minder moeite het je kost om een goed mens te zijn. Je deugd wordt als een tweede natuur, je groeit erin en kunt niet anders meer dan vredelievend zijn, of trouw, of begripvol.
In de deugdethiek zie ik het meest duidelijke verbindingspunt met het Boeddhisme. Ook daar gaat het om het inoefenen van goede en heilzame eigenschappen. In het Boeddhisme kennen we allerlei rijtjes. We kennen de vier “onbegrensdheden” die egocentrische emoties temmen: liefdevolle vriendelijkheid, gelijkmoedigheid, mededogen (dat is meeleven met iemands ellende) en het omgekeerde: meelevende vreugde. Daarnaast kennen we de vijf beoefeningen op basis van inzicht: vrijgevigheid, discipline, geduld, vreugdevolle inzet, meditatie.

Het christendom geeft me de intentie tot liefde en zachtmoedigheid, de intentie om gerechtigheid op aarde na te streven – maar ik miste de instrumenten om het ook effectief te kunnen doen. De gebruikelijke voorschriften: “Gij zult” voldoen niet. Ze verhardden mij in mijn wilskracht en vooral in mijn negatief oordeel over mezelf, als ik het weer eens een keer verkeerd had aangepakt. En de zoektocht langs allerlei links-gelovig geïnspireerde maatschappelijk betrokken acties leverde mij vooral vermoeidheid op. Ik moest zoveel en er was nog zoveel te doen.
Het boeddhisme geeft me begrippen en oefenkaders om mijn geest te richten en mijn reactiepatronen te zuiveren. Het geeft een reeks van handvatten om met aandacht en in zachtmoedigheid te leven, geweld in al zijn vormen van begeerte tot boosheid en agressie uit te doven. De energie die dat oplevert kun je zo effectief mogelijk inzetten voor een rechtvaardiger wereld.
Dagelijkse meditatie biedt een precisie-instrument om te herkennen wat er in je geest en lijf omgaat, en geeft het negatieve oordeel geen kans. De inzichtsmeditatie (Vipassana) leert je om alles te zien en te ervaren wat er in je lijf gebeurt, door oplettend te zijn. Wél zien en ervaren: met aandacht zijn bij wat zich aandient, je lijfelijke ervaringen, je warmte, je pijn, het horen, zien, proeven, ruiken en níet reageren met gedachten en oordelen.
Ook de werking van je geest observeer je. Je leert ook hier te zien zonder te oordelen. Wel te ervaren: de toon van je gedachten, je boosheid, je zachtmoedigheid en je pinnigheid, je vrolijkheid of je cynisme, en niet te reageren.
De waarnemer in jezelf geef je voeding en verder voedt je niets. De criticus in jezelf geef je geen voeding, het drama geef je geen voeding, de “als, dan” redeneringen geef je geen ruimte, de fantasieën en dromen schort je op. Je woede doorleef je, maar uit je niet. Je reageert dus niet vanuit je emoties maar als je reageert doe je dat in het volle bewustzijn van je emoties. En dan zien je acties er heel anders uit.

Aandacht en opmerkzaamheid leren ons de momenten dat we uit het goed-mens-zijn vallen onmiddellijk op te merken, nog voor ze schadelijk gedrag in onszelf hebben opgeroepen. Dat opmerken maakt dat we erbij kunnen zijn zonder in reactief gedrag te vervallen.

De weg via het innerlijk of via de ander

Een van de bezwaren die ik christenen tegen het boeddhisme heb horen uiten is dat het boeddhisme op de innerlijke weg gericht is en de wereld vergeet. Het christendom zou weg van dat ik op de ander gericht zijn. Het gaat dan om het verschil tussen contemplatie en actie. De eerste vorm heb ik ook al toegeschreven gezien aan de protestantse benadering en de tweede aan de katholieke. Nu zien mensen het verschil vooral tussen christendom en boeddhisme. Er zit wat in – ik beschreef immers ook hoe meditatie je van je innerlijk reactiepatroon bewust maakt en verzacht. Toch klopt het niet dat er een strikte scheiding is. Sterker nog, ik denk dat gerichtheid op anderen pas vruchtbaar is als de innerlijke weg ook aanwezig is. En omgekeerd is de innerlijke weg vruchteloos als deze niet in de wereld wordt ingezet.

Laten we eens met een bijbels verhaal beginnen. Het verhaal van Jezus’ doop (Mat 3:13 – 4:11) wordt onmiddellijk gevolgd door zijn verblijf 40 dagen in de woestijn. Jezus’ start in de wereld, zijn “coming out” wordt bekrachtigd door een stem uit de hemel – en vervolgens is het eerste wat hij doet de woestijn in gaan om de duivel te verslaan. Dit verhaal is zo bijzonder omdat het laat zien hoe belangrijk het is dat actie en contemplatie samen op gaan. Je kunt pas sterk staan in de wereld en een grootse taak op je nemen als je er innerlijk klaar voor bent. Daarvoor moet je een sterk besef hebben van oprechtheid, een grote alertheid voor wat zuiver is en wat niet. Wereldse onzuiverheid zit in jezelf en je kunt het herkennen. Jezus heeft het in zichzelf herkent en hij heeft het opgezocht. Hij heeft de valse snaar niet toegedekt maar heeft hem juist door te vasten opengelegd. Vasten maakt je kwetsbaar en al je mechanismen om jezelf mooier voor te doen dan je bent verdwijnen. Juist je zwakheden komen aan het licht. Jezus is er bewust naar toe gegaan, hij is door 40 dagen te vasten de confrontatie aan gegaan en heeft de duivel overwonnen, of – zoals je dat tegenwoordig zo mooi zegt – hij heeft zichzelf overwonnen.
Maatschappelijk geëngageerde spiritualiteit valt niet te scheiden van de spiritualiteit als de individuele beleving. Spiritualiteit gericht op rechtvaardigheid in de wereld, op bevrijding van onderdrukten kan alleen maar samengaan met spiritualiteit die op jezelf gericht is, op sterker worden. Je kunt ze niet scheiden; los van elkaar werken ze niet. Er is een brug tussen die twee. De ene vorm van spiritualiteit is niets waard zonder de andere vorm. Alleen op de wereld gericht zijn kan je tot een drammer maken, alleen op jezelf gericht zijn tot een egoïst. Alleen als je alert bent op je eigen emoties en beperkingen kun je ware kracht en liefde ontwikke¬len. En ware kracht en liefde heb je broodnodig als je naar de bevrijding van iedereen streeft.

Spiritualiteit kun je zien als de berg opgaan in steeds mooiere transcendentie, weg van de problemen van het leven. Maar boeddhistische meditatie leert je juist om bij alles te zijn wat is. Nee, we laten ons schizofrene zusje niet in de steek om zelf het heil te vinden, we blijven bij haar. De enige echte spiritualiteit is omlaag, naar het lijden van alle schepselen toe – de pijn in, ook als je niet weet wat je er aan zou kunnen doen.
De reis gaat omlaag, in plaats van het lijden te overstijgen begeven we ons in het tumult en de twijfel. We begeven ons in onze eigen tumult, leggen onze eigen valse snaren bloot, zijn zacht en vastberaden in onze ontwikkeling naar zuiverheid. En we begeven ons in het tumult van een ander in zijn angst en paniek en zijn dus ook mededogend naar zijn of haar valse snaren.

wat leert het boeddhisme ons om te zien

Mensen beginnen met mediteren omdat ze hopen dat het hen iets zal brengen: rust, ontspanning, wijsheid. We hopen dat ons leven kwalitatief verbetert, dat ons persoonlijk welzijn groeit. Dat effect heeft het inderdaad ook, maar op paradoxale wijze. De paradox zit erin dat je ontdekt dat het in je beoefening niet om je eigen welzijn gaat maar om het bijdragen aan het welzijn van anderen. Ik zal dit uitleggen.
De boeddhistische meditatie, boeddhistische beoefening, is leren te zijn bij wat is. We zitten op een kussentje, stil, 45 minuten lang om helder in het hier en nu te zijn. Dat wil zeggen dat je ontdekt dat je voortdurend bent afgeleid. Je leert de verhaallijnen in je hoofd te onderbreken om terug te keren naar het gewaar zijn van hier en nu. Voortdurend als een gedachte of reactie optreedt besef je dat en met dat besef is tegelijk de ban ervan doorbroken. Dat is oefenen: steeds weer alle angstgedachten, heldenverhalen, alle idealen, alle constructies in onze gedachten afbreken en terugkeren naar hier en nu, ademhalen, pijntjes voelen, gedachten benoemen. De zuigkracht van een gedachte is doorbroken zo gauw je hem als gedachte waarneemt. Zo gauw je dat doet voel je de onderliggende emotie, spanning, opwinding, angst, hoop, verlangen. En blijf je daarbij zonder te zwelgen in de emotie en zonder terug te schieten in de verhalen in je hoofd, dan brandt die emotie als het ware op en keer je terug tot simpel gewaar zijn. Dit simpel gewaar zijn maakt het mogelijk om je te verbinden met anderen, echt aanwezig te kunnen zijn bij wat je in je leven ontmoet.

Een citaat: “Als ik me boos voel, bijvoorbeeld omdat een ander iets anders heeft gedaan dan ik zou willen, dan ervaar ik een gevoel van krimpen, van afgeslotenheid, van een blikveldversmalling, een tunnelvisie. Ik ben niet in verbinding met de boosheid, maar mijn geest is sterk gericht op dat wat de boosheid heeft ‘veroorzaakt’. Op het moment dat mijn opmerkzaamheid gericht is op de boosheid zelf, ontstaat die verbinding weer. De boosheid verliest zijn greep op mijn geest. Er ontstaat openheid, ruimte, zachtheid, vriendelijkheid, vreugde. Op het moment dat je opmerkzaamheid terugkeert is de verbinding weer hersteld. Wanneer irritatie regeert, is er geen verbinding met onszelf, maar ook niet met de ander, geen geëngageerdheid. Als die verbinding er wel is, als de opmerkzaamheid er is, zien we de ander, zien we verbanden, oorzaken en het effect van ons handelen.”

Iedere keer dat je je boosheid hebt overwonnen, dat je je losmaakt van je neiging de ander te beschuldigen, ieder keer dat je de schuldvraag intrekt en de emotie doorvoelt, iedere keer dat je dat doet kom je een stap dichter bij mededogen. Je komt dichterbij een zuiver contact met de ander die de boosheid in je opwekte. Omdat je niet meer reactief reageert, kun je adequater reageren. In plaats van te schreeuwen of te slaan ben je in staat helder en vriendelijk je grenzen aan te geven. De zuivering van je eigen emoties maakt je in staat om die reis omlaag te maken, het tumult in, naar het lijden van alle schepselen toe. Hoe kun je anders leven temidden van onrechtvaardigheid, lijden, agressie, van daders én slachtoffers, ook naar jou toe, als je die zuiverheid niet weet te vinden?

Kerk

Er is genoeg te ontrafelen van wat wij in het dagelijks leven meemaken. Zenmeester Linji gaf ons een prachtige koan (zenraadsel): “Als je de boeddha ontmoet, dood hem”. Wat betekent dat? Het betekent zeker geen oproep om iemand te vermoorden. Het betekent dat welke voorstelling je ook hebt van de boeddha, die voorstelling zeker fout is. Gooi dat mooie beeld aan stukken en blijf mediteren. Hoe verlicht iemand je ook lijkt, volg hem niet, ga je eigen weg.
Aan de hand van de verhalen uit de bijbel, de suttra’s en andere tradities kunnen we die eigen weg vinden die we gaan in de richting van een liefdevolle en rechtvaardige wereld. Proefondervindelijk ontdekken we het leven dat blijft stromen dwars door alle heilige schriften, dogma’s en onzekerheden heen. Dit geeft uiteindelijk ook de kern van spiritualiteit weer: dat je nergens een vast huis kunt bouwen, er zijn geen menselijke waarheden en dogma’s, geen uiteindelijke menselijke beelden en woorden die je houvast geven en de waarheid vast timmeren. Je komt thuis in het nergens thuis zijn, en daar ligt de vrede van er-zijn je op te wachten.
Mijn inspiratiebronnen in Boeddhisme en Christendom roepen ons op om niet dogmatisch te zijn maar het leven te zien zoals het zich voordoet en er helend in aanwezig te zijn. Uiteindelijk is dát wat mensen zoeken in een kerk en in een kerkdienst: heling en inspiratie om verder te gaan, zich verder te ontwikkelen, weg zelfs van de houvasten van de kerk. Of de verschillende theorieën en dogma’s van de religies elkaar tegenspreken is niet belangrijk. Er zijn vele wegen naar Rome.

drs. Diana Vernooij is filosofe en manager in de maatschappelijke opvang Noord-Kennemerland. Ze is voorganger in de Duif en beoefenaar van het Theravada Boeddhisme. Ze schrijft voor het kwartaalmagazine Vorm & Leegte.